20 het uurwerk, die boven de zitplaatsen hingen, gevaar voor de kerkgangers op. De kerkenraad vond dan ook dat de ver betering van de kerk "niet als weelde, maar als behoefte moet aangemerkt worden," want "het valt toch niet te ont- Hun inkomsten bestaande uit de verhuur van de zitplaatsen en de regenbak,18 de collectes en de pacht van het kerkhof en een stukje land waren zelfs niet toerei kend om het jaarlijks onderhoud te finan cieren. Daarom werd besloten zich tot De in 1687 gebouwde kerk werd in 1870 verbouwd. De muren werden verhoogd, de ramen vergroot en een toren tegen de kerk gebouwd. Links op de foto de in 1886 gebouwde pastorie, naar ontwerp van architect J.H. Hannink uit Goes. (Gemeentearchief Noord-Beveland) kennen, dat, vooral in onze tijd, het kerk gaan aangenaam moet gemaakt worden en dat men ter bevordering van een getrouwe opkomst verplicht is alle ge gronde bezwaren uit de weg te ruimen." Pieter Eversdijk, timmerman en metse laar te Kats, en Cornells van Hee, tim merman en metselaar te Wissenkerke, maakten in opdracht van de kerkvoogdij een plan en een kostenraming voor de verbouwing. De bedoeling was om het muurwerk van de kerk twee Nederlandse ellen hoger op te trekken. Daarentegen zou de hoogte van de daknok gehand haafd blijven, zodat het dak minder steil werd. De nieuw te plaatsen ijzeren ramen zouden circa één voet breder en één Nederlandse el hoger worden. In de kerk zou een plafond worden aange bracht en het torentje verplaatst. Midden voor de kerk zou een nieuwe toren bekroond met het oude klokkentorentje worden gebouwd, maar op een dusdani ge manier dat het zwaartepunt gedeelte lijk op de kerk kwam te rusten. De totale kosten werden op 2.600,- geraamd. Het was voor de kerkelijke gemeente onmogelijk dit bedrag zelf op te brengen. het Fonds voor noodlijdende kerken te wenden voor financiële ondersteuning, met een intekenlijst in de gemeente rond te gaan, renteloze aandelen groot 25 gulden uit te geven met jaarlijks een uit loting van ten minste vier aandelen met een toevoeging van vijf gulden premie voor elk uitgeloot aandeel, en subsidie aan de provincie te vragen. De predikant, S.G. Geertsema Becke- ring, de initiator van de verbouwing, schreef uit naam van de kerkenraad vele brieven. De eerste ging naar het Ambacht, dat "ten allen tijde in de kerke lijke aangelegenheden van Cats belang stelling heeft betoond en altijd bereid bevonden is om naar vermogen de belangen der gemeente bevorderlijk te zijn," met het verzoek om een "milde" bij drage. Bovendien zou het bijzonder ple zierig zijn als de ambachtsheren die op de Provinciale Staten van Zeeland of de Algemene Synode invloed kunnen uitoe fenen, de aanvraag voor subsidie wilden ondersteunen, "iets wat te meer invloed zou hebben omdat de Ambachtsheren de toestand van het kerkgebouw uit eigen aanschouwing kennen." Het resultaat was dat het Ambacht vijf enzeventig gulden schonk en verschillen de ambachtsheren inschreven op de aandelen. Blijkens de gevoerde correspondentie verleende de provincie geen subsidie en gaf de synode geen bijdrage voor een toren en een plafond. Hierop werd de gemeenteraad van Kats benaderd of zij genegen waren de benodigde 450,- voor de bouw van de toren voor hun rekening te nemen. Na rijp beraad ging de gemeenteraad akkoord maar wilde dan wel toezicht op de bouw van de toren uitoefenen en na oplevering een overeenkomst afsluiten waarbij de toren in onderhoud aan de gemeente werd overgedragen. De kerkenraad vond het standpunt van de synode dat het plafond niet subsidia bel was, onjuist want het plafond in de kerk was geen verfraaiing maar een noodzakelijkheid. Om verdere verwarring te voorkomen zou men in het vervolg over zoldering spreken. Van de begrote som kwam 2.150,- voor rekening van de kerkelijke gemeen te. Op de lijst was voor 250,- aan geld en voor 800,- aan aandelen ingete kend. Praktisch alle bewoners van Kats, kerkelijk meelevend of niet, hadden wat bijgedragen, want een ieder was over tuigd van het nut van de verbetering. Nadat de kerkelijke gemeente van Kats een verklaring van hulpbehoevendheid had ontvangen, vroeg Kats bij de synode een subsidie aan voor het tekort van 1.100,-. Op 22 juli 1869 ontvingen de kerkvoogden een brief van de synode met het bericht dat het Fonds voor nood lijdende kerken 600,- en het Rijk 500,- zouden bijdragen. Wel verbond de synode er de voorwaarde aan dat kerk en toren tegen brand verzekerd werden. Nu de financiering rond was, besloot de kerkenraad dat het werk op 5 augustus aanbesteed zou worden en plaatste daar toe in de Middelburgsche Courant, de Goessche Courant en de Zierikzeesche Nieuwsbode advertenties van aanbeste ding. Op 26 juli bleek dat men te voortva rend te werk was gegaan en alles moest geannuleerd worden. De kerk had voor de aanbesteding toestemming van het Provinciaal College van Toezicht nodig en deze verleende die pas nadat zij het bestek en de begroting hadden ingezien. Op 6 januari 1870 berichtte dit college dat het bestek bekeken was door de hoofdingenieur van Waterstaat, die enige op- en aanmerkingen had. Nadat deze verwerkt waren, kon tot aanbesteding

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 20