24
recht te Kortgene een geding aan. Het
liep uiteindelijk met een sisser af. De
kerkvoogdij haalde bakzeil en maakte
een einde aan de zaak door aan de
"halsstarige" Boone toe te geven. Hij
werd ontslagen van zijn plicht te betalen
huur voor de banken te betalen. In 1875
vond een van de ambachtsheren dat de
huur opgezegd kon worden indien van
de banken geen gebruik werd gemaakt,
vooral ook omdat het Ambacht afstand
had gedaan van het recht van mede-
recht van medestemmen van ambachts
heren. Dit recht werd niet ontkend, maar
de kerkenraad was van mening dat dit
recht niet verder ging dan het uitbrengen
van twee stemmen. De ambachtsheren
waren van oordeel dat, indien zij dit
De preekstoel werd in 1752 hersteld en het jaar daarop voor het eerst gevernist.
In 1952 zijn de verf en vernis verwijderd. De koperen arm voor de zandloper, later in
gebruik als houder van het zilveren doopvont, dateert uit 1757. (Gemeentearchief
Noord-Beveland)
De kansel anno 2001. Het klankbord boven de kansel is rond 1995 verwijderd.
De koperen arm voor de zandloper is weer op zijn oorspronkelijke plaats bevestigd.
Het kanselkleed is in 1965 te Helsinki vervaardigd naar ontwerp van E.A. Vesimaa,
voorstellend de vier evangelisten.
en de zitplaats werd opnieuw te koop
aangeboden.25
In 1946 werd het systeem van verkoop
der zitplaatsen afgeschaft. Eenieder
ouder dan zestien jaar mocht voortaan
meeloten voor een zitplaats en diende
alleen een huurprijs te betalen.
Zoals in het bovenstaande al is opge
merkt, hadden de ambachtsheren en
-vrouwen hun eigen banken met ieder
vier zitplaatsen. Deze banken, in 1732
vervaardigd, behoorden aan het
Ambacht.26 Toen in de Franse Tijd de
ambachtsheerlijke rechten vervielen,
diende het Ambacht jaarlijks zes gulden
stemmen bij het beroepen van predikan
ten en het benoemen van ouderlingen
en diakenen. Tengevolge van een in
1867 door de synode vastgesteld regle
ment over het beroepen van predikanten
en het benoemen van diakenen en
ouderlingen was er tussen de ambachts
heren en de kerkenraad een menings
verschil gerezen. De stemgerechtigde
leden van de gemeente hadden naar
aanleiding van het synodale reglement
besloten voortaan zelf dit recht uit te
oefenen en daartoe een reglement
opgesteld. In dit reglement waren geen
bepalingen opgenomen omtrent het
recht wensten te blijven uitoefenen, dit
op dezelfde wijze als vroeger diende te
geschieden. De verhouding van de door
ambachtsheren uit te brengen stemmen
tot al de stemmen moest dezelfde blijven
als het steeds geweest was. Na in ver
schillende vergaderingen aandacht aan
dit onderwerp geschonken te hebben,
deed het Ambacht in 1873 afstand van
dit recht.27
Nadat gebleken was dat de ambachts
heren en -vrouwen nooit gebruik van de
ambachtsbanken maakten, werd in 1875
besloten de huur op te zeggen en kreeg
de kerkvoogdij de beschikking over de