7
Er was een relatief kleine groep overtuig
de aanhangers van de nieuwe leer. Dit
was een minderheid, zodanig dat het op
vele plaatsen de grootste moeite kostte
om een kerkenraad samen te stellen.
Daartegenover was er een eveneens
kleine groep die uit volle overtuiging de
kerk van Rome trouw wilde blijven. De
overgrote meerderheid van de bevolking
nam een afwachtende houding aan,
vaak ongeïnteresseerd en tamelijk
onverschillig, onwetend en niet begrij
pend. Ook bang om een openlijke keus
te maken. Zou de nieuwe leer op termijn
standhouden of zou het te snel kleur
bekennen na verloop van tijd tot ernstige
repercussies leiden?
Voor de kerkenraden was het van groot
belang om de bevolking met het calvinis
me bekend te maken. Een belangrijk
middel was de zondagse prediking in de
kerk. Te midden van een katholiek opge
groeide bevolking moest die prediking zo
eenvoudig mogelijk zijn. Vaak had ze
een sterk docerend karakter. Conform de
voorschriften van de verschillende Gene
rale Synoden werd in de zondagmorgen
diensten de tekst altijd genomen uit een
van de vier Evangeliën, omdat die de
mensen het meest aanspraken.
Ook bleek het moeilijk om een goede
middenweg te vinden in het omgaan met
ingewortelde gebruiken en rituelen.
Zoals ten tijde van de kerstening het
christendom ermee worstelde of heiden
se gebruiken wel of niet ingebed moes
ten worden binnen de nieuwe religie, zo
verging dat ook de Reformatie. Zo lezen
we over het luiden van de klokken tij
dens begrafenissen tegenstrijdige
berichten. Dit gebruik was met de komst
van de Reformatie op vele plaatsen als
'bijgelovig' afgeschaft. In de acta van de
classis Zuid-Beveland van 3 oktober
1583 is aangetekend: "Is verordineert dat
sooveel aengaet het luyden over de
dooden dat hetselve noch biyfven sal als
van te vooren om seker consideratiën."
Men geeft blijk van een zekere inschik
kelijkheid tegenover degenen die dit
oude en vertrouwde gebruik wilden
handhaven. Al had men het kort daar
voor dan ook "superstitieux ghewonelick
deppen" genoemd. Als er maar extra
voor werd betaald.
De tekst in de acta van 7 januari 1586 is
op dit punt duidelijk: "De stadhouder sal
vermaent worden dat hy wilde arbeyden
achtervolghende syn placcat, het luyden
over den dooden te verhinderen ende af
te bringhen."3
Het begraven
In het begraven op zich brengt de Refor
matie minder verandering dan we wel
licht zouden vermoeden. Zoals vóór die
tijd wordt ook nu iedereen begraven, of
in de kerk, of op het rondom de kerk
aarding'. Alvorens de kist werd gesloten,
strooide de priester een weinig gewijde
aarde in de kist. Zo werd de idee om
toch in gewijde aarde begraven te wor
den, gestalte gegeven.
Een andere merkwaardigheid was dat de
De uit 1517 daterende klok Peter in de toren van Kapelle, als doodsklok geluid zowel vóór als na de Reformatie.
(Foto M. de Goffau)
gelegen kerkhof. Dit komt ons merkwaar
dig over, maar de realiteit was dat men
geen keus had. De katholieken waren
voor hun eredienst aangewezen op
schuilkerken, kerkhoeven en huiskamer
bijeenkomsten, maar buiten de kerk en
het kerkhof werd geen mogelijkheid tot
begraven geschapen. De nieuwbenoem
de kerkmeesters zaten er niet mee, want
van een begrafenis was en bleef het
financiële aspect het belangrijkste. Om
te voorkomen dat inwoners van de stad
zich zouden onttrekken aan de financiële
lasten die aan een begrafenis verbonden
waren, door uit te wijken naar een goed
kopere plaats buiten de stad, waren hier
op boetes gesteld.'1
Voor de overtuigde katholiek was het in
niet-gewijde grond begraven worden het
grote struikelblok. De kerk en het kerkhof
waren ontheiligd door de protestantse
eredienst. Dit hield in dat de grond waar
in nu begraven moest worden, ongewijde
aarde was. Om de overledene een be
grafenis in ongewijde aarde te besparen,
ontstond de rite van de zogeheten 'be-
plaatsen in het koor, met name zo dicht
mogelijk bij het - vroegere - hoofdaltaar
en de zijaltaren, de duurste en meest
begeerde plaatsen bleven. En dat niet
alleen voor de katholieken.5
De overtuigde calvinisten bestreden in
naam deze opvatting als "paapse super
stitie" (superstitio: wat boven de gewone
ritus uitgaat), maar in de kerk begraven
worden en bij voorkeur op een door een
ieder aanzienlijk geachte plaats, was ook
voor hen een zaak van deftigheid en
geld. Prediker zei het immers al: ijdelheid
der ijdelheden. Alles is ijdelheid.
Sommigen (zoals predikanten) lieten
zich begraven in de buurt van de preek
stoel of van de plaats waar het avond
maal gehouden werd. We kunnen dit
zien als een vorm van piëteit maar ook
als een protestantse variant van de
roomskatholieke superstitie om begraven
te willen worden bij het hoofdaltaar. Het
kan eveneens beschouwd worden als
een voorbeeld van het feit dat een inge
worteld gedachtegoed niet in één of
enkele generaties is weggeëbd.