Gepoogd werd om aan de lijkpredicaties een einde te maken, althans aan het persoonlijke karakter daarvan. In feite echter had het weinig zin te ageren tegen het spreken over de overledene bij het open graf, als de taal geduld werd van grafstenen, epitafen en grafmonu menten die bestemd waren Voor de eeu wigheid'. Later, gedurende de achttiende eeuw, zijn de plechtige lijkreden gemeen goed. De aversie richt zich dan tegen te langdurige loftuitingen aan het graf. Ook het langdurig luiden van de kerkklokken tijdens begrafenissen is dan weer alge meen aanvaard. Een van de bijgelovige praktijken - een "dwalinghe der Pausgezinden" - waar mee de Reformatie werd geconfron teerd, was het begraven met het gezicht naar het oosten. Het bleef echter vrij algemeen in zwang, zelfs bij nieuwge bouwde gereformeerde kerken.6 Grafzerken De grafzerken die overgebleven zijn uit de tijd tot aan de Reformatie, hebben in meerderheid in de hoeken de bekende vierpassen, met daarin in laag reliëf de symbolen van de evangelisten. Na de Reformatie is dat verleden tijd. We zien nu in de hoeken wel in een aantal geval len vergelijkbare symbolen, maar dan zijn het kwartierwapens van de overlede ne of andere merktekens. Ook constateren we de tamelijk abrupte overgang van het gotische naar het romeinse schrift op de zerken. Tegelijker tijd stapt men af van het aanbrengen van de inscriptie in de vorm van een rand schrift. Deze wordt nu geplaatst in hier voor uitgespaarde vlakken of medaillons. Verder vaak een veelheid aan voorstel lingen als wapens, helmtekens, vazen, draperieën en allegorische uitbeeldin gen. Deze laatste duiden vrijwel altijd op de vergankelijkheid van het menselijk leven. We zien ook zerken uit de vóór-reforma torische tijd die later - voor ons gevoel geheel willekeurig - hergebruikt zijn. Behalve het gotische randschrift is de zerk dan ook voorzien van een nieuwe tekst in romeins schrift. Een opmerkelijk verschijnsel. Opvallend is de verandering van het reliëf op de grafstenen. Het wordt steeds hoger en sprekender. Het is zodanig dat de zeventiende- en achttiende-eeuwse zerken die nu in de kerkvloeren liggen, soms nauwelijks beloopbaar zijn. Naast Grafsteen in de kerk van Kapelle, oorspronkelijk gebruikt voor Costiaen Janszone (1513), hergebruikt voor Maiken Marinus Steynsdochter (1620). (Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist) Zeventiende-eeuwse grafsteen van de familie Pottey in de kerk van Kapelle. (Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2001 | | pagina 8