9
de zerken zijn ons een aantal epitafen,
tombes en grotere grafmonumenten
overgeleverd. De opvallendste zijn de
grafmonumenten van de gebroeders
Ockerse en van Pieter Mogge in de spe
ciale kapel in de kerk van Dreischor en
het praalgraf van Cornelis en Johan
Evertsen in de wandelkerk tussen de
Nieuwe Kerk en de Koorkerk te Middel
burg.7
Misstanden
Een gebruik dat vanuit de katholieke
Middeleeuwen was blijven bestaan, was
het begraven van de doden ook op zon
dag. De mooiste tijd was tijdens de
preek. De begrafenisgangers ervoeren
dit als stichtelijk, voor de predikant was
het hinderlijk en voor de kerkgangers
vaak onverdraaglijk vanwege de stank uit
de geopende grafkuil. Al in 1602 worden
er in Amsterdam maatregelen tegen
genomen. Op 16 juli van dat jaar vaardi
gen de Heeren van den Gerechte een
keur uit waarin onder andere het volgen
de voorkwam: "Alsoo door het openen
van de graven groote stanck komt, so in
de Kerken ende Kapellen als op de
Kerckhoven: Dat van nu voortaen geen
graven sullen mogen open staen, of
eenige dooden begraven sullen mogen
worden in beyde de Groote Kercken des
Sondaegs den geheelen dag gedurende
noch in de Kapellen des Sondaegs voor
de middag." Veel hielp dit echter niet,
gezien het feit dat deze bepaling in 1617
opnieuw moest worden uitgevaardigd.
Op vele plaatsen bleef het begraven op
zondag tot ver in de tweede helft van de
zeventiende eeuw in zwang. In het reso
lutieboek van de ambachtsheren van
Kapelle en Biezelinge vinden we in 1670
het besluit vermeld waarbij voortaan de
begravingen op zondagen in de beide
dorpen worden verboden. De belangrijk
ste reden hiervoor is het regelmatig
voorkomen van ongeregeldheden tijdens
het lijkmaal na een begrafenis: "...door
het houden van lijckmaelen insolventien
comen te geschieden op den sabbat, tot
grooten ergernessen van veel goeden
ingesetenen." Het verbod wordt ingesteld
in overleg met de predikant Wilhelmus
Nolet, "naer het exempel van veele ste
den in Hollant ende Zeelant."8
Een ander fenomeen was het begraven
in de late avonduren en 's nachts, bij het
flakkerend schijnsel van flambouwen. Er
is een tijd geweest dat alleen lijken van
kraamvrouwen en lijders aan de pest 's
nachts ter aarde besteld mochten wor
den. Reeds in 1583 was dit gebruik for-
De Grote Kerk te Tholen, gezien vanuit het noor
den. (Ansichtkaart plm. 1910, coll. museum De
Meestoot, Sint Annaland)
Mummies
in de Grote Kerk te Tholen
Kort na de Tweede Wereldoorlog
werd begonnen met een uitgebreide
i restauratie van de Grote of Onze-
Lieve-Vrouwekerk te Tholen. Tijdens
deze restauratie werd in 1948 de in
het noordelijke transept aanwezige
grafkelder van de familie Van Vrij-
berghe geopend. In deze grafkelder
trof men een twintigtal gemummifi-
ceerde lichamen aan.
De mummies zijn naderhand onder
zocht in het laboratorium van de
Rijksuniversiteit te Leiden. Het zijn
j waarschijnlijk alle leden van het
Thoolse magistratengeslacht Van Vrij-
berghe, overleden in de zeventiende
eeuw. Bij het onderzoek werden geen
sporen aangetroffen van een eventu
ele balseming door injectie of vulling
der lichaamsholten met conserveren
de stoffen. De mummificatie is voort
gekomen uit de bijzondere klimatolo
gische gesteldheid en de ventilatie in
de grafkelder, waardoor de lijken zijn
verdroogd en ten slotte als het ware
versteend.
Na het onderzoek in Leiden zijn de
lijken in nieuwe loden kisten opnieuw
in de grafkelder bijgezet. Daarbij is
rekening gehouden met de mogelijk
heid dat er later een nieuw onderzoek
komt. Daarna is de grafkelder dicht
gemetseld.
De vondst van de mummies is een
voor Nederland zeer zeldzame zaak.
Weliswaar zijn er in de hervormde
kerk van het Friese dorp Wieuwerd in
1609 al mummies gevonden, maar
samen met Tholen is het daar tot nu
toe bij gebleven.
(Dossier H.J.J. Elenbaas, Tholen)
meel verboden. Het verbod hield echter
geen stand, want in het begin van de
zeventiende eeuw komen de nachtelijke
begrafenissen weer meer en meer voor.
In Middelburg worden tot augustus 1666
aan de pest overledenen 's nachts
begraven: "Daar het gebleken was, dat
die nachtelijke begrafenissen gepaard
gingen met misbruik van drank en ande
re ongerechtigheden, mocht, na 30
Augustus, het begraven des nachts als
regel niet meer plaats hebben."9
Ondanks het feit dat de extra kosten die
eraan verbonden waren, hoog werden
vastgesteld, bleef men er, ook later, van
tijd tot tijd gebruik van maken. In de
ordonnantie op het begraven van de stad
Goes, opgesteld in 1760, lezen we in
artikel 25: "Voor het begraven van een
bejaard persoon by nagt, het zy in 't
choor ofte niet, zal betaald moeten wor
den 19 ponden 9 schellingen, voor een
die beneden de vyftien jaren oud is, 9
ponden 14 schellingen en 6 groot, ende
voor een kind dat onder den arm gedra
gen werd, 4 ponden 17 schellingen en 3
groot, ende dat alles boven de ordinaire
regten by deze ordonnantie gestatueert."10
Mogelijk is het begraven bij nacht een
overblijfsel van de Romeinse invloed:
dezen lieten hun doden 's nachts weg
dragen. Hoe het ook zij, het is hoogst
waarschijnlijk dat er in oorsprong de pri
mitieve bedoeling aan ten grondslag ligt,
dat de duisternis de ziel van de overle
dene, wanneer hij 's nachts begraven
wordt, belet om de weg naar huis terug
te vinden.
Voor- en nadelen voor de kerk
Het begraven in de kerk was na de
Reformatie op een enkele uitzondering
na voorbehouden aan de gereformeerde
kerken, zowel die van katholieke oor
sprong als de nieuwgebouwde. Het was
voor de kerk een voorrecht als zij binnen
haar muren mocht laten begraven. Dit
privilege verhoogde haar aanzien en
haar inkomsten. Vooral dit laatste, en in
niet geringe mate. In vele gevallen was
de helft of meer van de totale inkomsten
van de kerkmeesters afkomstig uit het
begraven.
Het was niet alleen de plaats (het graf)
die betaald moest worden. Daarnaast
waren er de kosten van het openen van
het graf, van het luiden van de klokken,
van het gebruik van de draagbaar (de
berrie) en het doods- of lijkkleed (de
pelle). Dit waren allemaal opbrengsten
voor de kerk, evenals de boetes die
betaald moesten worden als men buiten