13 Arntemtjydeet Het middeleeuwse kerkgebouw, afgebroken in 1857, overheerste het silhouet van Arnemuiden. (Foto ZA. ZG, Zl, II, 28) van Nieuwerkerke afgebroken. De laat ste muren en de toren werden in 1591 weggeruimd. Het puin werd gebruikt voor de versterkingswerken aan de zeedijk aan het Sloe. Nieuwerkerke bleef nog eeuwen daarna bekend staan als "het oude kerkhof". Smallegange vermeldt in zijn Chronyk in 1695: "Van de kerk te Nieuwerkerke is thans niet meer over dan een kerkhof, dat vanwege de stad jaarlijks tot een weide verhuurd wordt." Helaas werd bij de ruilverkaveling in 1963 de hoogte van Nieuwerkerke geëgaliseerd. De ligging van de kruiskerk De ligging van de kruiskerk is exact af te leiden van de eerste kadastrale kaart van Arnemuiden van 1804. De voorgevel aan de Marktzijde lag op dezelfde plaats als de voorgevel van de huidige kerk en strekte zich nog tot halverwege de links van de kerk gelegen pastorie uit. De zuidgevel lag op dezelfde plaats als de zuidgevel van de huidige kerk en strekte zich nog een eindweegs naar achteren uit. De noordgevel en de noordkapellen lagen waar nu de pastorie, het vereni gingsgebouw en de pastorietuin liggen. Op de kaart van 1804 is de ligging van de waterput, die binnen de muren van de eerste kapel uit de vijftiende eeuw lag, nauwkeurig te bepalen. De kruiskerk en het economische leven Te midden van de grote bloei van Arne muiden in de zestiende eeuw - dus de periode van de bouw in 1505 tot zo ongeveer 1600, "de gouden eeuw van Arnemuiden" - nam de kruiskerk een centrale plaats in voor de handel en nijver heid binnen de stad. De volgende raak vlakken tussen de kruiskerk en het econo misch leven kunnen worden genoemd. 1. De kruiskerk en de zoutnering De zoutnering was in die tijd voor Arne muiden van het grootste belang. Het betrouwbaar meten van het geraffineer de, het gezuiverde witte zout, was van levensbelang met het oog op de concur rentie met andere steden. Niet het min ste spoor van malversatie en fraude mocht ontstaan. Een slechte naam voor de zouthandel zou funest zijn. Zo klaag de het stadsbestuur van Keulen in 1695 over bedorven zout uit de Arnemuidse zoutketen. De zoutmaten werden angst vallig bewaakt. Een archiefstuk van 1513 vermeldt: "Der stede geijkte en gebrande maten mogen niet in de zoutketen of in andere huizen vernachten." Ze moesten telkens teruggebracht worden naar de daarvoor geordonneerde plaats, namelijk in de kruiskerk. De zoutmaten moesten dus in het kerkgebouw worden bewaard. 2. De kruiskerk en de Bertoenen Het ruwe baaizout en de vaten wijn wer den vooral door de vrachtschippers uit Bretagne aangevoerd. Dit waren de Ber toenen of de Bretons. Ze kregen in de nieuwe kruiskerk van Arnemuiden een kapel toegewezen waar ze een altaar en een beeld voor hun beschermheilige Sint Yves mochten oprichten. Als tegenpres tatie moesten ze wel van ieder aange voerd vat wijn en van elke aangevoerde

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2002 | | pagina 13