13 delijk aan kleiner van formaat, hetgeen wijst op een langgerekte bouwperiode. Overigens ook weer niet zo lang dat er verschillende bouwstijlen in te ontdekken zijn. De hoogte is 60,1 meter, inclusief het kruis en de haan 65 meter. Tegen het oostelijk deel van de noordwand staat over de totale hoogte van de romp de ronde traptoren met daarin de gemetsel de spiltrap. De enorme omvang van de toren is niet te verklaren uit de belangrijkheid van de parochie Kapelle gedurende de bouwtijd. De enige aannemelijke verklaring is de aanwezigheid van de residentie van de hoogadellijke familie Van de Maalstede, lange tijd een van de rijkste en machtig ste families van het eiland Zuid-Beveland. Door de eeuwen heen zal het met de regelmaat van de klok noodzakelijk zijn geweest om onderhoud aan de toren uit te voeren. Gegevens hierover zijn ons alleen overgeleverd uit de periode vanaf het begin van de negentiende eeuw, toen de eigendomsrechten al enige tijd - sedert de invoering van de staatsrege ling van 1798 - bij de burgerlijke over heid berustten. De burgerlijke overheid - in casu de gemeente - die er lange tijd blijk van heeft gegeven de zorg voor de toren als een zware belasting te ervaren, een onevenredig grote aanslag op de beschikbare middelen. Gedurende de jaren 1816-1821 werden meerdere keren onderhoudswerkzaam heden uitgevoerd. Het waren met name ook de kwetsbare hoektorentjes die veel onderhoud vergden. De spitsen van de hoektorentjes werden in 1816 geheel van een nieuwe laag mortel voorzien. Tot 1922 is deze wijze van bekleding van de hoektorentjes gehandhaafd. In 1817 waren er klachten van de kerkenraad over "...den staat van den toren, voor zoover dezelve zonder reparatie bleve, als gevaarlijk voor het kerkgebouw..." Een jaar later werd het noodzakelijke werk ter hand genomen. In 1848 werd de toren aan een algehele onderhouds- en reparatiebeurt onderworpen. Dit werk, waarover we goed geïnformeerd zijn omdat het bestek bewaard is gebleven, werd aangenomen door de Kapelse aan nemer Daniël van Kruiningen. In 1870 deed, zowel bij de gemeente als bij de kerk. de in Goes gevestigde archi tect J. H. Hannink zijn intrede als freelan ce adviseur en toezichthouder. Geduren de een reeks van jaren zou hij in Kapelle een rol spelen. Op 18 augustus 1871 vond onder zijn leiding de aanbesteding plaats van "het herstellen van een ge deelte muurwerk van den toren." In het oorspronkelijke bestek werd uitgegaan van het geheel afbreken en opnieuw opbouwen van een van de hoektoren tjes. De kosten hiervan waren begroot op 1.000,-. Maar het was, zoals vrijwel altijd, te duur om het werk goed te doen. Men volstond met lapwerk. Omstreeks 1882 begon een jarenlang proces van aftakeling van de toren. In dat jaar beklaagde de commissie tot onderzoek van de gemeentebegroting over het jaar 1883 zich dat de grote schuldenlast die ontstaan was door het bouwen van twee nieuwe scholen (in Kapelle en in Biezelinge) ervoor zorgde dat "...de eigendommen der gemeente meer en meer moeten vervallen." Vol gens de publieke opinie was de toren toen al bouwvallig. In 1885 lag er bij de gemeenteraad een rapport op tafel waar in de bouwkundige toestand van de toren duidelijk werd geschetst. Het was opge steld door J. H. Hannink, samen met de Middelburgse architect J. A. Frederiks. De kosten van uitvoering van het nood zakelijke herstelwerk werden begroot op 4.500,- a 5.000,-. Een bedrag om van te schrikken. Vele jaren bleef het daarna stil. Vanaf 1898 waren het de kerkvoogden die de gemeente regelma tig wezen op het gevaar van vallende brokken steen en de schade die dit aan de kerk zou kunnen veroorzaken. Het hielp allemaal weinig. Tijdens de verga dering van de gemeenteraad van 31 december 1903 werd de vraag gesteld of het niet beter zou zijn om de hoektoren tjes af te breken. Het gevaar school namelijk voor een groot deel in de kwali teit van het metselwerk van deze onnutte torentjes. Volgens burgemeester Van der Mandere kon dit echter niet. Hij was vol doende op de hoogte om te zeggen dat dit "ook wel bezwaren opleveren zou.'" In 1913 was het na veel geharrewar ein delijk zover dat een door architect J.Th.J. Cuijpers opgemaakt plan voor een alge hele restauratie van de toren gereed was. Het leek allemaal heel wat, maar in werkelijkheid werden er geen knopen doorgehakt. De Eerste Wereldoorlog die in 1914 uit brak, had een stagnerende invloed. De aandacht werd afgeleid en de prijzen van de materialen gingen stijgen. Opnieuw verstreken de jaren. Eerst moest in 1919 burgemeester Van der Mandere, die al lange tijd een stagne rende factor was geweest, zeer tegen zijn zin worden ontslagen voordat het licht op groen kon worden gezet. In de vergadering van de gemeenteraad van 23 januari 1920 viel de beslissing om het herstel ter hand te nemen. De raad had de moed om te kiezen voor "een alge- heele restauratie" - waarvan de kosten op 52.869,- waren geraamd - in plaats van het werk te beperken tot de "meest dringende herstellingen." De kosten hier van zouden 31.570,- bedragen. Het verschil tussen beide opties voor reke ning van de gemeente beliep een bedrag van 5.549,-. Het duurde nog tot maandag 7 augustus 1922 voordat de aannemer van het werk aan de toren, de firma M. K. Jeras en Zonen te Middelburg, met de werkzaam heden kon aanvangen. Op 8 maart 1924 was het werk gereed. De oorlogshandelingen in de meidagen van 1940 gingen niet ongemerkt aan de toren voorbij. Op de zuidwestelijke hoek werd de toren door enkele granaten getroffen waardoor de steunberen ter plaatse voor een groot deel werden ver nield en de westmuur gedeeltelijk van de zuid- en noordmuur afscheurde. Het aanbrengen van een zware betonvloer met binten ter verankering was noodza kelijk om verder afwijken van de west muur te voorkomen. In het najaar van 1940 en het voorjaar van 1941 werd de oorlogsschade voorlopig hersteld. Het definitieve herstel, gekoppeld aan een algehele onderhoudsbeurt, vond plaats in 1954/'55. In 1974 werden opnieuw herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Omdat er in de loop van de jaren steeds meer gebreken zichtbaar werden, vooral aan het metselwerk van de toren, is in opdracht van de gemeente in de zomer van 1997 door architectenbureau Rothui zen van Doorn 't Hooft een bouwkundige inspectie uitgevoerd. Met behulp van een hoogwerker is de torenromp systema tisch onderzocht. Uit het inspectierapport bleek dat het metsel- en voegwerk zeer slecht was. Daarnaast waren natuur steenelementen, houten vloeren, galm- borden enz. aan restauratie toe. Medio 2000 werd bekend dat de toren mogelijk in aanmerking kon komen voor een subsidie op grond van de kanjer regeling. Dit was aanleiding om een gedetailleerd bestek met tekeningen en een aangepaste kostenraming op te stel len. Op woensdag 28 maart 2001 heeft de aanbesteding van het werk, zowel aan de toren als aan de kerk, plaatsge vonden. Op 23 april is de aannemer met het werk begonnen. Van het buitenmetselwerk zijn alle loszit tende, poreuze en zachte stenen uitge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2002 | | pagina 13