het veel oudere zuiderkoor is in één oog
opslag duidelijk. De beschieting van het
gewelf van het noorderkoor is pas tijdens
de restauratie gedurende de jaren 1963-
1967 aangebracht. Tot die tijd was het
een ziende kap.
Andere delen van het gebouw zijn de
consistorie (de vroegere sacristie) aan
de zuidzijde van het koor, de zuiderkapel
tegen de toren in het verlengde van de
zuidelijke zijbeuk en gelijk daarmee tot
stand gekomen en verder de noorder- of
grafkapel, aangebouwd in de hoek tegen
de noordelijke zijbeuk en het noorderkoor.
Gedurende de twintigste eeuw heeft de
kerk tweemaal een ingrijpende restaura
tie ondergaan. De eerste keer was dat in
de jaren 1922 tot 1927, toen met tussen
pozen verschillende werkzaamheden
werden uitgevoerd. Het waren in die tijd
vooral de leien daken die de kerkvoog
den veel zorgen baarden. Al na de storm
van 30 september 1911 was de consta
tering geweest dat er veel aan schortte,
maar men volstond met het repareren
van het hoogstnodige. Dat hield een aan
tal jaren stand. De storm van 6 novem
ber 1921 toonde evenwel aan hoe het er
voor stond. Het dak veranderde in een
chaos. Grote delen van het dak werden
gedicht met asfaltpapier en met een hoe
veelheid oude leien werd een snelle
reparatie uitgevoerd. In april 1922 viel de
beslissing om een algehele restauratie
van de daken en het daaronder liggende
muurwerk te laten uitvoeren. De kosten
hiervan bedroegen 60.000,-. Een
andere urgentie was de bouwkundige
toestand van het noorderkoor. De kerk
voogden speelden zelfs met de gedach
te om het - als er niet voldoende subsi
die voor de restauratie zou worden ver
strekt - verder te laten vervallen en het
uiteindelijk af te breken. Dat is er niet
van gekomen. De tamelijk onverschillige
houding van de kerkvoogden werd inge
geven door het feit dat het van de preek-
kerk afgescheiden koorgedeelte voor
kerkelijke doeleinden geen enkele func
tie had en dat aan het geld dat ervoor
nodig was beter een andere bestemming
gegeven kon worden.
De andere grote restauratie werd uitge
voerd in de jaren 1963-1967. Gedurende
deze jaren werd de kerk van oost naar
west en van onder tot boven onder han
den genomen en naar bouwkundige
maatstaven bekeken en werden alle
gebreken zo goed mogelijk verholpen.
De aandacht richtte zich hierbij speciaal
op de koren. Begrijpelijk, want bouwkun
dig mankeerde hieraan ten gevolge van
vergaande verwaarlozing het meeste.
Belangrijk hierbij was, op grond van de
historische en architectonische waarde,
de grote interesse van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg. Het meest in
het oog springende van deze restauratie
was het herstel van de eenheid van
schip en koor door de verwijdering van
het koorschot. Zowel voor de visuele
beleving van het gebouw als voor de
benutting van de ruimte en voor de
akoestiek was dit een hoogtepunt.
Tijdens een eind 1998 uitgevoerde uitge
breide inspectie bleek de kapconstructie
aangetast te zijn door de bonte knaag-
kever. Zonder toen te kunnen vermoeden
dat al binnen enkele jaren de bestrijding
ter hand genomen zou kunnen worden,
werd een plan van aanpak opgesteld. De
niet voorziene mogelijkheden van de
kanjerregeling zijn aanleiding geweest
om - in nauwe samenwerking met de
gemeente Kapelle - de plannen besteks-
klaar te maken. Het werk is in twee ge
deelten uitgevoerd. Een in de triomfboog
- op de plaats van het vroegere koor
schot - geplaatste afscheiding heeft er
voor gezorgd dat tijdens de werkzaam
heden in het schip en de zijbeuken de
koorruimte voor de kerkdiensten gebruikt
kon worden en omgekeerd.
Als uitgangspunt bestond de restauratie,
als conservering tegen zowel de hout
worm als de bonte knaagkever, in het
injecteren plus oppervlaktebehandeling
van de aangetaste onderdelen met Del-
tamethrin en Azaconzole. Op vele plaat
sen was evenwel de aantasting reeds
dermate ernstig dat alleen de vervanging
van onderdelen van de constructie af
doende was. Om het werk goed te kun
nen uitvoeren moest de gewelfbeschie
ting vrijwel geheel worden verwijderd. Vijf
van de acht koppen van de trekbalken in
het schip, waarmede deze op de muren
rusten, moesten worden afgezaagd. Ze
zijn vervangen door nieuwe koppen van
epoxyhars, versterkt met een glasfiber
wapening. Ook op een aantal andere
plaatsen is voor herstel en verankering
van de spantconstructie, muurstijlen enz.
epoxyhars aangebracht. Van de stijlen
met de daarop uitgesneden houten beel
den was in twee gevallen de achterzijde
dermate aangetast en verweerd dat ze in
de werkplaats van de aannemer van een
nieuwe achterzijde zijn voorzien.
De deur in de noordelijke zijbeuk van het
schip werd in 1896 met een enkele laag
stenen aan de buitenzijde dichtgemet
seld als zijnde overbodig en om de tocht
zoveel mogelijk te weren. Nu is deze
deur geopend om als toegang tijdens het
werk te dienen. Als het werk gereed is
wordt deze toegang met een dubbele,
naar buiten draaiende deur afgesloten.
Het openhouden van de deur past
namelijk precies in de veiligheidsvoor
schriften voor publieke gebouwen.
Voor het uit 1866 daterende Batz-Witte
orgel is de gelegenheid benut om een
grondige onderhoudsbeurt uit te voeren.
Veel van de uitneembare delen - pijpen,
klavieren, mechaniek - zijn ingepakt en
voor onderhoud en reparatie naar de
werkplaats van de orgelbouwers, de
firma Gebr. Reil te Heerde, afgevoerd.
Schilderwerk herontdekt
In 1896 werd het inwendige van de toen
malige preekkerk - het schip met de
beide zijbeuken - gerestaureerd onder
leiding van de Rotterdamse architect J.
Verheul Dzn. De tot die tijd volledig door
witkalk bedekte gewelfbeschieting was
van een zodanige kwaliteit dat deze
moest worden vervangen door een nieu
we. Verheul was een modern architect
die er, geheel tegen de wens van de
kerkvoogden, op stond dat er kleur in het
interieur werd gebracht. De nieuwe
beschieting van vurenhouten kraaldelen
moest volgens zijn bestek worden
beschilderd "in passende tinten met een
voudige decoratie." De decoratie bestond
"in hoofdzaak uit schablonenwerk met
biezen afzettingen en polychromie van
beelden en baldakijns." Het sjablonen-
schilderwerk langs de randen, spanten
en gordingen van de gewelven en op de
onderzijde van de trekbalken in het mid
denschip werd ontworpen door de
bekende Rotterdamse decorateur W. A.
Fabri. Het kreeg binnen enkele jaren
navolging in andere kerken in de omge
ving. De kerk onderging op deze manier
een ware metamorfose. Voor de kerkgan
gers zal het even wennen geweest zijn.
Tijdens de in de jaren 1963-1967 uitge
voerde restauratie verdwenen de sja-
bloonschilderingen onder een nieuwe
grijze verflaag, de gewelven werden
egaal van kleur. De oorzaak hiervan was
gelegen in het verwijderen van het koor
schot, waardoor schip en koor visueel
weer tot een eenheid werden gemaakt.
Het was de Rijksdienst voor de Monu
mentenzorg die de tegenstelling - de
schilderingen op de gewelven van schip
en zijbeuken tegenover het egale eiken
houten gewelf in het zuiderkoor - niet
verantwoord vond.
Nu zijn de sjabloonschilderingen bij het
werk aan de gewelfbeschieting als het