7
aanbouw gedacht. Aan weerszijden van
de kansel bevinden zich doorgangen
naar de bijruimten, versierd met een
boogvormig ornament. Achter de preek
stoel is een ondiepe aanbouw geprojec
teerd. Hierin bevindt zich een kleine trap,
die naar de kansel leidt, en een hoge
trap, vermoedelijk naar het orgel.
Genoemde ondiepe aanbouw bevindt
zich in een doorgetrokken kap met de
kerkvergroting.
Op de noord- en zuidzijde van de vergro
ting bevindt zich slechts één groot raam.
Ook dit plan heeft het niet gehaald.
Verzet tegen de plannen
Zolang er geen concrete plannen op
tafel kwamen, gebeurde er van rege
ringswege ook niets. Dit veranderde naar
aanleiding van de eerste aanbesteding
in februari 1897. Het werd duidelijk dat
de verbouwing van het kerkgebouw niet
zomaar tot stand zou komen, zonder
inmenging van andere belanghebbende
partijen. Door de op stapel staande
belangrijke veranderingen zou zo goed
als niets overblijven van het oorspronke
lijke gebouw, zo schreef de Commissaris
van de Koningin begin april 1897 aan de
burgemeester van Bruinisse. Gezien de
oudheidkundige waarde van het gebouw
was niet voldaan aan de inhoud van de
circulaires uit 1874 (No. 44) en 1881
(No. 14). Nu de werkzaamheden in het
gebouw nog niet begonnen waren, zou
"vermoedelijk door een oordeelkundige
behandeling" de kerk in zijn oude toe
stand behouden kunnen blijven met
inachtneming van de eisen van de
dienst. De Commissaris van de Koningin
pleitte niet alleen voor het behoud van
het eerbiedwaardige gebouw maar stel
de dat deze handelswijze waarschijnlijk
ook minder zou kosten.
Toen de plannen ruchtbaarheid kregen,
kwamen als gevolg hiervan bezwaren
van de kant van oudheidsminnaars.
Degene die ze in eerste instantie ver
woordde, was J.A. Frederiks, secretaris
van de Oudheidkundige Commissie van
het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen. Hij vond het jam
mer van de "steil" enz. van het gebouw.
Hij deed ook een alternatief voorstel.
Beter zou zijn het gedeelte in te nemen
dat nu door de burgerlijke gemeente in
gebruik werd genomen, dus de gehele
oorspronkelijke kerkruimte als zodanig te
gaan benutten. Hij kreeg enige gegevens
over de te ontruimen delen van de kerk,
die dus niet voor de dienst in gebruik
waren, met name van de brandspuit
bergplaats en van het lokaal voor de
besmettelijke ziekten (voordien het
schoollokaal). Op de plattegrond van het
kerkgebouw staan beide lokalen aan de
westzijde van het zuidelijke schip, ieder
met een eigen ingang; op de foto van
Klankpot uit de kerk te Bruinisse. (Foto Gemeente
archief Schouwen-Duiveland, Zierikzee)
Mulder uit 1897 zijn beide deuren met
grote glasruiten duidelijk te zien.
De kerk verkeerde in goede staat van
onderhoud en zou zijn oorspronkelijk
aspect blijven behouden. Volgens Frede
riks was zijn voorstel met betrekkelijk
weinig kosten uit te voeren. Hij stelde
voor, de preekstoel te laten verhuizen
naar het midden van de kerk. Het
gebouw zou weer in "gotische stijl"
gebracht kunnen worden, waarbij hulp
van rijk en provincie in het vooruitzicht
werd gesteld. Frederiks beloofde een
schets te maken en over te zenden. Hij
achtte het behoud van de oude koorpar
tij dus mogelijk. Hij stond in zijn streven
niet alleen. Hij kon zich beroepen op de
Haagse instanties die zich inspanden
voor het behoud van monumenten. Vol
gens dit plan zou de kerk weliswaar in
zijn oorspronkelijke vorm bewaard zijn
maar het aantal zitplaatsen zou niet wor
den vermeerderd, eerder verminderd, zo
luidde het commentaar van de kerkvoog
den. De kerk had zelf geen middelen om
de nieuwe bouw te bekostigen.2"
Het voorstel niet aangenomen
Frederiks' voorstel werd door de kerk
voogden van tafel geveegd. Het gedeelte
in gebruik bij de burgerlijke gemeente
met een lengte van vijf meter (dus alleen
het lokaal voor besmettelijke ziekten)
zou slechts vijftig a zestig zitplaatsen
beneden opleveren. Dit voorzag nog lang
niet in de behoefte die er bestond. De
kosten van deze vergroting werden
geschat op vijf- a zesduizend gulden,
een bedrag dat de kerkvoogden te veel
vonden voor die kleine winst aan zit
plaatsen. Bovendien zou dit de noodzaak
met zich meebrengen een lokaal voor de
brandspuit enz. als compensatie te vin
den. De preekstoel in het midden van de
kerk opstellen zou volgens de kerkvoog
den ook geen uitkomst bieden. Dit bete
kende de afbraak van de nu bestaande
gaanderij (op de westzijde) met een ver
lies van vijftig zitplaatsen, die weer op
een andere manier gevonden moeten
worden. Het kerkgebouw is niet geschikt
om de kansel daar te plaatsen: op het
achterste deel is het slechts negen a tien
meter breed, van voren zeven a zeven-
enhalve meter, terwijl het 28 meter lang
is, zo merkten zij op. De gehoorsafstand
zou te groot worden. Bovendien zou er
geen genoegzame ruimte te vinden zijn.25
Het voorstel van Frederiks kon geen
genade vinden omdat het te weinig prak
tisch was en onvoldoende winst aan zit
plaatsen opleverde. Frederiks schreef
dat van de kerkvoogden te Bruinisse
weinig was te verwachten: op kunstge
bied zijn ze weinig ontwikkeld en ze heb
ben geen oog voor ons monument; ze
zien slechts heil in een spiksplinternieuw
kerkgebouw.
Uit de stukken blijkt bovendien dat inder
tijd niet alleen Frederiks deze gemeente
heeft bezocht, maar ook Cuypers om de
tekening en het bestek van de te vergro
ten kerk te beoordelen. Zij hadden toen
aan de kerkvoogden beloofd zelf een
bestek en tekening ter vergroting van
hun gebouw te leveren, waarbij de histo
rische bijzonderheden gespaard zouden
blijven.26 Van het aandeel van Cuypers is
overigens niets bekend.