6 verlenen van vierhonderd gulden, terwijl de restauratie geraamd wordt op wel dui zend pond vlaams (zesduizend gulden). Het stadsbestuur bedenkt, door de nood gedreven, een oplossing om aan geld te komen "opdat den Godsdienst in de kerk kruiskerk volledig kan worden gereno veerd. Nauwelijks is deze grote opknapbeurt echter achter de rug of een nieuwe ver- valperiode breekt aan. In 1704 is de kruiskerk opnieuw zeer bouwvallig. Een Twintig jaar later zijn er weer grote zor gen over het verval van de kruiskerk. In 1733 beginnen twee pilaren, waarop de toren rust, te verzakken. Het wordt nu echt gevaarlijk om naar de kerk te gaan. De vrees bestaat dat zich ongelukken onverhinderd en onbecommert geoefend worde." Met toestemming van de Staten van Zeeland wordt in 1675 een loterij uit geschreven. Voor 1200 pond vlaams worden prijzen gekocht, onder andere een zilveren lampet met kan, een zilve ren schelpblaker, een ovaal zilveren lam pet met kan, twee zilveren kandelaars, een zilveren wijnkan en een zilveren fruitschaal. Het zilverwerk wordt in gla zen kasten in het stadhuis gezet en is daar van 's morgens acht uur tot 's avonds zeven uur te bezichtigen. Inwo ners van Arnemuiden bewaken 's nachts de prijzen van de loterij op het stadhuis. Maar omdat het nogal lang gaat duren besluit het stadsbestuur iemand tot bewaker aan te stellen om 's nachts in het stadhuis te slapen. Gedurende de winter wordt het zilver op verschillende plaatsen opgeborgen. Uiteindelijk gaat de loterij niet door. De intekening is te gering. Het duurt tot 1688 voordat de gedeelte van de kerk kan niet zonder gevaar worden gebruikt. Enkele speel klokken van het carillon dreigen uit de toren te vallen. Een gedeelte van "het peryculeuze gewelf van de capelle bij de consistorie" wordt er voorlopig uitgebro ken en de steen aan de kant gelegd. Pas in 1706 verlenen de Staten van Zee land een subsidie voor het zo zeer nood zakelijke herstel van de bouwvallige kerk. Het stadsbestuur schenkt als dank voor de subsidie de leden van de Staten elk een beloning van twee stuivers. Maar ook in 1711 moet weer ingrijpend onderhoud worden verricht. Kennelijk gebeurt er gewoon niets aan jaarlijks onderhoud. Er wordt niet gewit en ge schilderd, de leien worden niet gerepa reerd en de kapotte ramen niet gedicht. Maar ook de constructie van de kruis kerk kraakt aan alle kanten. In 1713 wor den de fundamenten van de pilaren op gemetseld. zullen voordoen. De hulp van de stads architect van Middelburg wordt ingeroe pen. Na inspectie bevindt hij de pilaren in een zeer bouwvallige staat. In 1734 wordt er bij de fundamenten van de torenpilaren een opgraving gedaan. De eerste steen wordt gelegd voor "den drommer" in de kerk. Maar kort daarna, in 1742, zijn er opnieuw grote zorgen. Dominee Leonardus a Brakel noemt de kerk "seer bouwvallig". Vooral het dak is zeer slecht. Maar de verarmde stad heeft geen geld voor herstel. De plannen tot nieuwbouw in 1755 Halverwege de achttiende eeuw, om streeks 1750, raakt de kruiskerk in een dermate bouwvallige staat dat de ker kenraad het niet verantwoord vindt hier nog langer kerkdiensten te houden. Het gerucht gaat door Arnemuiden dat de toren overhelt en wel een voet uit het lood staat. De zuidwester pilaar is aan Gezicht op de kerk, met aantekening van stichting en laatste dienst. Pentekening door J. Sohier. (ZA, ZG, Zl, II, 43) De arend uit ca. 1710 op de preekstoel van de kerk van Arnemuiden. ARNPMV1IH

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2003 | | pagina 10