14
de oude exemplaren; zij werden aan
weerszijden over de gehele lengte van
de kerk aangebracht op een stenen fun
dament. De tuinbalustrade kreeg een
ondermetseling, net als de fundamenten
van de nieuwe bochten. Ook het kerk-
in de kerk zou worden gepleisterd, even
als de voorkerk, nadat de oude specie
was afgebikt!
Tijdens de herstelwerkzaamheden kwam
in 1886 een oude muurschildering te
voorschijn. De kerkvoogden waren van
Gezicht op de westzijde van de kerk, 1840. Tekening door L.Ph de Lannee de Bétrancourt. (Borsele, archieven
hervormde gemeente Ovezande)
voogden- en notabelenbocht had te
lijden gehad: het achterschot moest wor
den weggebroken, gerepareerd of ver
nieuwd. De schilder kreeg opdracht al
het in het zicht komend houtwerk van de
mannen- en vrouwenbochten, tuin etc. te
'eikenhouten', evenals de twee banken in
de voorkerk. Het plafond van de voorkerk
zal ook geschilderd worden. De oude
kerkdeuren dienden door nieuwe vervan
gen te worden. Er zal een kolenkeldertje
onder de vloer van de gang van de con
sistorie gemaakt worden. Het muurwerk
mening dat het recht daarop aan de bur
gerlijke gemeente toekwam. Besloten
werd de schildering te behouden en niet
te laten afkappen. In overleg met de bur
gerlijke gemeente zou een kunstschilder
overkomen die de schildering zou onder
zoeken opdat men een beslissing kon
nemen over het al of niet bijwerken er
van. Het gaat hier duidelijk om de schil
dering in het portaal tegen de toren,
tegen het oostvlak van het zuidelijke
contrefort.
Op de een of andere manier werd de
minister van Binnenlandse Zaken in ken
nis gesteld van de ontdekking. Hij wilde
in eerste instantie het behoud van de
'Ridder in wapenrusting' en vroeg de
medewerking van de burgemeester tot
behoud. Niet herstel, immers daardoor
zou alle oudheidkundige waarde aan het
kunstwerk ontnomen worden. De burge
meester werd gemachtigd op rijkskosten
een fotografische afbeelding te laten
maken en enige exemplaren daarvan
naar Den Haag te laten zenden.
Uit een interne aantekening van De
Stuers na de ontvangst van de foto blijkt
dat van hogerhand bepaald werd dat de
nota betaald mocht worden maar dat de
muurschildering weer kon worden over-
gewit. Bij het schoonmaken en afkrabben
van de muur in het portaal bleek zij geen
kunstwaarde te hebben! Het tafereel had
kennelijk te zeer door de tijd en de erop
aangebrachte kalklaag geleden. De
Stuers betreurde het dit te moeten
berichten aan de burgemeester. Waarom
zouden wij hen aanzetten de schildering
te vernielen wanneer zij deze willen
behouden? Staaltjes van oud schilder
werk uit de Middeleeuwen zijn zo zeld
zaam dat men ze wel mag sparen. De
Stuers adviseerde om niets te doen. Al
licht heeft Ovezande dan genoeg
belangstelling om het schilderwerk mota
propio10 te behouden. Boven deze aante
kening stond: "Rien n'est beau que Ie
laid."
In 1887 volgde een tweede bericht (28
juni) van de burgemeester - tevens kerk
voogd - aan het ministerie. Bij restaura
tie van de kerk waren twee oude fresco's
of muurschilderingen te voorschijn geko
men, waarvan een bijna ongeschonden.
Naar aanleiding van de ontdekking kreeg
Mulder de opdracht naar Ovezande te
gaan teneinde een onderzoek in te stel
len naar de toestand van bedoelde schil
deringen en om het bestuur te raden hoe
ze het best bewaard konden blijven.
Bovendien om ze in tekening te brengen
of te fotograferen. Ook werd ervoor
gepleit om vernieling van het schilder
werk te voorkomen. De hoop werd uitge
sproken dat de kerkvoogden zouden
inzien dat behoud ervan voor de kennis
van de oudste schilderkunst van groot
gewicht was.
Het bezoek en het rapport
van Adolph Mulder in 1887
Mulder geeft zijn indruk over de kerk, die
hij zeer onbeduidend vindt. Uitwendig is
het gebouw geheel gepleisterd, even
eens de aan de westzijde gebouwde
u a//r