17
De toren in 1955
In 1955 is de toren gerestaureerd. Aan
de zich daar bevindende schildering is
toen aandacht besteed. Of er ook aan de
andere schilderingen gedacht is, is niet
bekend.
Het zeer eenvoudige bouwwerk is in
opzet typisch Zeeuws. Vooral het diep
liggende portaal komt meer in Zeeland
voor, evenals het half inbouwen in de
kerk van het torenportaal. Voorbeelden
hiervan zijn de kerktorens van Gapinge
De kerk na de restauratie van 1955 waarbij de pleisterlaag werd verwijderd. (Foto RDMZ te Zeist. 1964)
en 's-Gravenpolder, waarvan de vierkan
te onderbouw ook gedeeltelijk als open
voorhal dienst doet.
Het pleisterwerk diende te worden ver
wijderd en het metselwerk herzien. Door
de uitwerking van salpeter, dat in hoge
mate in de bouwmuren aanwezig was, is
de pleister er op meerdere plaatsen
afgesprongen en bij herhaling opnieuw
bijgewerkt. Men streefde ernaar alle
pleister van de toren te verwijderen en
hem als 'schoon werk' in het gezicht te
brengen. Het lichtvenster boven de
ingang, waarvan de oorspronkelijke
brugstaven nog aanwezig waren, kon
opnieuw in zijn oorspronkelijke vorm
worden aangebracht.
Er is zelfs gedacht om de beide zijvleu
gels van de pleister te ontdoen om zo
doende een betere aansluiting van het
torenlichaam met het kerkgebouw te ver
krijgen. Dit idee heeft men bij later inzien
laten varen. De vurenhouten bekleding
uit 1840 in het voorportaal was door het
overtollige vocht dat in de bouwmuren
zat, totaal vergaan.
De beschildering
Op de linkersteunbeer bevond zich nog
het restant van de beschildering. De
kalklaag zat geheel los, voor zover die er
nog niet was afgevallen. Architect Sturm
uit Middelburg schreef aan het Rijksbu
reau voor de Monumentenzorg in sep
tember 1955 dat hij van mening was de
schildering geheel te laten vervallen en
het metselwerk als schoon werk te laten
behandelen. Naar aanleiding van een
verlangde foto van de schildering vroeg
Sturm begrip voor zijn standpunt.
De Adviescommissie voor het behouden
van wandtapijten, wand-, gewelf- en
glasschilderingen alsmede van sculptu
ren schreef in september 1955 dat de
schildering weliswaar in slechte toestand
verkeerde, maar dat het nog heel goed
mogelijk was deze te conserveren. Zij
moest van de muur worden genomen en
op een andere ondergrond worden over
gebracht. De adviescommissie dacht
aan het overbrengen van de gerestau
reerde schildering naar het museum te
Middelburg. De toren vond deze commis
sie een weinig geschikte plaats om deze
in de toekomst aan te brengen. Toch
keerde zij terug op de oude plaats in het
kerkje.'6 Volgens J. de Ruiter zijn de
afmetingen 1,90 bij 0,70 m. Voor de con
solidatie van de wandschildering was
F.A.J. Smoorenburg te Amsterdam inge
schakeld. De schildering geeft nog een
boeiend middeleeuws accent in het por-