4 overigens niet uit dat het kerkgebouw "inwendig toch op een eenvoudige wijze gedecoreerd kon worden; wij gelooven zelfs, dat eene eenvoudig passende beschildering wel degelijk zal bijdragen om het ernstige karakter van het geheel te verhoogen."7 De onder directie van Verheul aange brachte gewelfbeschilderingen in de pro testantse kerken van Zuid-Beveland vormden in deze optiek de enig juiste kunstvorm. Het afzien van deze vorm van ornamentele decoratie betekende niet minder dan het "zondigen tegen den bouwstijl of bouwaard van uw mooie kerk", zoals Verheul aan de kerkvoogdij van de Geerteskerk te Kloetinge schreef, "het plafond eischt daar enige ornamen- teele decoratie."8 Ook drie jaar eerder had hij resoluut voet bij stuk gehouden toen de kerkvoogdij van de kerk te Kapelle zich eveneens verzette tegen het aanbrengen van gewelfbeschilderingen, die door dit colle ge als een vorm van nieuwlichterij wer den beschouwd. In een brief van 13 februari 1896 aan president-kerkvoogd A. Nijssen schreef Verheul: "Het witten van de kolommen heb ik weggelaten. In verband met het opnieuw schilderen van het plafond, raad ik u met alle ernst aan, te bewerken dat die bepaling zooals ik in het bestek opnam, van kracht blijft. Het geheel wordt hierdoor gered.'"7 In het licht van zijn architectuuropvatting is de hardnekkigheid waarmee Verheul, ten overstaan van de beide colleges van kerkvoogden, vasthield aan zijn overtui ging alleszins verklaarbaar. De kunst- en decoratieschilder Willem Adrianus Fabri De verantwoordelijkheid voor de daad werkelijke uitvoering van de gewelfschil deringen werd door Verheul vervolgens opgedragen aan zijn stadgenoot, de Rot terdamse kunst- en decoratieschilder Willem Adrianus Fabri. Verheul zelf maakt eenmaal melding van het inscha kelen van Fabri en wel in een artikel in het Bouwkundig Weekblad, waarin hij verslag doet van de restauratiewerk zaamheden aan de kerk te Wemeldinge: "De beschildering rond de wettafel werd vervolgens voorzichtig schoongemaakt; de gaten daarin werden dichtgemaakt en door den Heer Fabri, van hier, bijgeschil derd, ..."10 Het is overigens opmerkelijk dat Verheul zwijgt over de rol van Fabri bij het aanbrengen van de gewelfbeschil deringen. We komen hier later nog op terug. W.A. Fabri (rechts), afgebeeld als amateur-acteur in Schillers Maagd van Orleans, een toneelstuk opge voerd te Rotterdam in de voormalige Doele door leden van het Aesthetisch Genootschap op 6 juli 1895. (Coll. Gemeentearchief Rotterdam) Een tweede bron die geen twijfel over de rol van Fabri laat bestaan, betreft een schrijven uit 1896 van de bekende Mid delburgse architect J.A. Frederiks, ge richt aan de minister van Binnenlandse Zaken, mr. S. van Houten. Het onder werp van deze brief betrof de restauratie van de protestantse kerk te Kapelle onder directie van Verheul: "Het schilder werk zal worden uitgevoerd door Fabri uit Rotterdam, vroeger chef bij Eckhart."'1 De naam van Fabri wordt in de bronnen verder niet genoemd in verband met de gewelfschilderingen in Kloetinge, 's-Heer Arendskerke en Biezelinge. Toch nemen wij aan dat Willem Fabri ook bij die ker ken de rol van decorateur, zoals die in de bestekken omschreven staat, vervuld heeft. Die stelling durven wij zonder meer aan, gezien de grote gelijkenis van de gewelfbeschilderingen aldaar, met die in Kapelle en Wemeldinge. Deze redene ring op basis van analogie wordt trouwens ook nog geschraagd door een andere bron. Tussen de restauraties van de kerk te Kloetinge (1899) en die te 's-Heer Arendskerke (1906) was Verheul belast met de wederopbouw van de in 1904 afgebrande Nederlandse hervormde kerk te Middelharnis (1905). In een brief van Verheul aan de president-kerkvoogd, waarin hij zijn eerstkomende bezoek aankondigt, valt de naam van Fabri: "Ik kan daartoe eerst woensdag 5 April ko men en breng dan Fabri weer mede..."12 Willem Adrianus Fabri werd op 6 decem ber 1853 te Rotterdam geboren. Er valt niet met zekerheid te zeggen of hij, zoals dat bij Jan Verheul het geval was, zijn opleiding had genoten aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam (het archief is tijdens het bombardement in mei 1940 geheel verloren gegaan), maar het ligt gezien zijn grote kennis van historische kunststijlen en ornamentiek wel voor de hand. Gedurende zeventien jaar, te weten de periode tussen pakweg 1876 en 1893, was Fabri als chef-deco ratieschilder in dienst bij de Rotterdamse stoommeubelfabriek Hendrick de Keyser (i.e. de firma C.H. Eckhart), die rond 1890 tot de grootste meubelfabrieken van het land behoorde. De firma Eckhart had een aantal disciplines in huis, waar onder het schildersatelier waarover Fabri de scepter zwaaide, waarmee totale interieurs konden worden ingericht. Rond 1893 begon Fabri een "atelier voor decoratieve schilderingen". Het restaure ren van schilderingen behoorde mede tot zijn activiteiten. Een hoogtepunt in zijn ceuvre vormt de beschildering van het trappenhuis van het toenmalige konink lijk paleis Het Loo (1902). Fabri heeft vanaf 1895 tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 een groot aantal opdrachten voor koningin Wilhel- mina uitgevoerd in de paleizen Het Loo, Noordeinde, Lange Voorhout en Soest- dijk. Hieronder bevonden zich haardstuk- ken, plafondschilderingen en bovendeur stukken, veelal in de trant van de van oorsprong Franse kunstenaar Daniël Marot (1661-1752). Architect Jan Verheul en decoratieschil der Willem Fabri hebben veel met elkaar samengewerkt. Ze waren beiden wer kend lid van de afdeling beeldende kun sten van het Aesthetisch Genootschap, lange tijd het belangrijkste kunstgenoot schap van Rotterdam. Wanneer hun samenwerking precies begonnen is blijft, bij ontstentenis van bronnen die daar over opheldering kunnen verschaffen, onduidelijk. Curieus genoeg vormt het decoratieve schilderwerk in de kerk te Kapelle de eerste proeve van samenwer king die geboekstaafd is. Behalve bij de kerken die in dit artikel beschreven worden, is Fabri betrokken

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2003 | | pagina 4