13 De uitgebrande Oostkerk na het bombardement van 1809. De ingang is de zogenaamde lijkdeur aan de Houtkade. Tekening door J.H. Koekkoek. (Z.A., Z.G., Z.I., II, 1280) kanten en ouderlingen bij de huizen langs zouden gaan om een vrijwillige bijdrage te vragen voor de bouw van een nieuwe kerk. Dat dit gebeurd is, blijkt uit de volgende notitie. Het stadsbestuur heeft aan "Joannis Hoorenbeke, dienaer des godelicke woordt over het omme- gaen bij de gemeynte om haer te verma nen tot een milde gifte voor de oostker- cke te bouwen" graf 150 in de Oostkerk in eigendom gegeven.,s Toen de kerk eenmaal gereed was, had men als inkomsten: de rechten voor het begraven in de kerk, de verhuur van zit plaatsen en de verpachting van de regenbak aan een bierbrouwer. Exterieur Om zich een beeld te kunnen vormen van het exterieur van de kerk is men aangewezen op de muurrestanten, afbeeldingen, de beschrijving van Bras ser en archiefstukken. De kerk was een bijna vierkant gebouw, gedekt door twee daken met daartussen een torentje. Om de zijwaartse druk van de dakconstructie op te vangen waren langs alle muren steunberen aangebracht, die zich vier keer 'verjongden'. In iedere gevel waren twee vensters geplaatst waarvoor Pieter de Drecker het steenhouwerswerk lever de.16 De gevel aan de Onderstraat was versierd met twee fraaie topgevels, met in ieder een groot ovaal raam. Deze top gevels werden bekroond met een zware, ronde stenen bal op een eveneens ste nen pedestal. Achter deze gevels rees een torentje uit het dak op met een acht kantige gaanderij. Het torentje was voor zien van vier wijzerplaten en een uur werk. Tevens hing er een luidklok in. De kerk kon via drie ingangen betreden worden. De hoofdingang, met daarvoor een stoep van vier treden, lag aan de Onderstraat.17 Aan het Dok (Houtkade) bevond zich de zogenaamde lijkdeur, die alleen wanneer in de kerk begraven werd, openging. De derde deur zat in de muur recht tegenover de hoofdingang. Interieur Het is moeilijk zich een voorstelling te maken van de binnenkant van de kerk. De Vlissingse advocaat/notaris Jasper Jasperse Brasser beschrijft in een ruim zeshonderd pagina's dik handschrift de geschiedenis van de stad Vlissingen. Hij schrijft over de kerk, dat in het midden vier arduinstenen pilaren met hun base menten en kapitelen stonden, met daar op stenen bogen waarop het dak met de toren rustte. Deze pilaren waren gele verd door de al eerder genoemde Tho mas de Cock uit Middelburg. Verder meldt Brasser dat de kerk was "voorsien met een fraje gebeeldgesneede looffwer- ke preedickstoel, voor[ts] is sy geappro- prieerdt geweest als de middelkerk uyt- gesondert dat sy nooydt beschilderde glasen heeft gehad." Uit de bewaard gebleven archiefstukken is enigszins bekend wat voor meubilair in de kerk aanwezig was.10 In september 1652 werden zowel de tuin als de preek stoel aanbesteed. Aannemers waren Pieter van de Steene van de tuin voor 34 en Charles de Lanoij van de preek stoel voor 50. Ander meubilair in de kerk was de "heerensittinge" en de "sittinge van de militaire officieren". Beide banken werden in september 1653 aanbesteed. Dat de heren uit de stadsregering in hoger aanzien stonden dan de officieren, komt duidelijk tot uit drukking in de aannemingsprijs. De eer ste bank, gemaakt door Huybrecht Jacobsen, kostte 108, de bank voor de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 13