14
officieren, vervaardigd door Reijnier van
de Steene, 27. Vlak nadat de kerk in
gebruik was genomen, besloot de ker
kenraad tot het laten maken van een
bank voor de afgaande ouderlingen en
diakenen. Deze bank diende buiten de
tuin achter het 'zitsel' van de ouderlingen
geplaatst te worden.19 In de tuin werd in
1671 nog een bank voor drie personen
geplaatst.20 Sinds 1661 stonden er vaste
stoelen in de kerk die werden verhuurd.
Aangezien in de kerk begraven werd,
was de kerkvloer geplaveid met stenen
zerken. De predikanten en kerkmeesters
die tijdens de bouw in dienst waren,
kregen als dank voor hun inspanningen
voor de bouw van de kerk bij resolutie
van het stadsbestuur één begraafplaats
in eigendom.2' Onderscheid moet er zijn.
Burgemeester Evert Gyseling kreeg drie
graven met zerken in eigendom voor
"zijnnen goeden dienst in het opbouwen
van dese nieuwe kercke gedaen."22 Aan
de wanden, die gepleisterd en gewit
waren, hingen rouwborden.
De brand van 1749
Maandag 14 januari 1749 was een zwar
te dag in de geschiedenis van Vlissin-
gen.23 Om een uur of drie 's middags
brak brand uit in 's Lands magazijn dat
in het zuidoostelijke deel van de stad
stond. In dit gebouw lag allerlei zeer
brandbaar materiaal zoals touw, zeil
doek, teer en buskruit opgeslagen dat
benodigd was voor de uitrusting van oor
logsschepen. In een mum van tijd stond
het gebouw in lichterlaaie. Aangewak
kerd door een harde wind uit het zuid
westen sloegen de vlammen over naar
het naastgelegen Prinsenhuis. De Vlis-
singse brandweer, bijgestaan door vele
vrijwilligers, en de Middelburgse brand
weer die met twee brandspuiten was uit
gerukt, deed al het mogelijke om het
vuur te beperken. Desondanks vloog
omstreeks half vijf 's middags een stuk
brandend zeildoek door de lucht. Het
hechtte zich aan de toren van de een
heel eind verderop staande Oostkerk. In
het begin had niemand in de gaten dat
de Oostkerk gevaar liep. Alle aandacht
ging uit naar het Arsenaal, waar voortdu
rend granaten ontploften, en het Prin
senhuis. Merkte men het brandende stuk
zeildoek al op, dan was men van mening
dat het een lantaarn was om de landlie
den op te roepen om te komen helpen.
Opeens drong het door dat de Oostkerk
in brand stond. Helaas te laat. Van bui
tenaf kon men niet bij de brandhaard
komen en de trap naar de toren was
afgesloten. De kosteres, die de sleutels
beheerde, was onvindbaar. Toen de
brandweerlieden eindelijk naar boven
konden, was er geen blussen meer aan.
De kerk brandde geheel uit. Slechts de
preekstoel, enige rijen stoelen en wat
rouwborden werden gered.