15 Herbouw Door de brand waren drie markante gebouwen in de stad verloren gegaan. Brasser schrijft dat de stad "bijster ont- cierd'" was. Het stadsbestuur ging direct aan de slag. De Vlissingse gedeputeer den vroegen in de Statenvergadering van 16 januari om steun. Dit werd zuinig jes toegezegd, namelijk voor zover de omstandigheden het zouden toelaten. Aan de stukken van de kerken raadsver gadering van 1 februari is een extract van een resolutie van Burgemeesters en Regeerders der stad Vlissingen toege voegd waarin gesteld wordt dat de Oost- kerk, mits dat mogelijk was, weer opge bouwd zal worden. Daartoe was een commissie ingesteld bestaande uit de twee regerende burgemeesters, twee oud-burgemeesters en de kerkmeesters. Aan deze heren werd verzocht en "gecommitteerd om alle mogelijke mid delen uit te denken en te beramen om het voorscr. oogmerk [de opbouw van de kerk] op de beste en menageuste wijze te bereiken." Het stadsbestuur besloot tevens dat op 11 februari door "wijk- meesteren en capiteins dezer stad" gecollecteerd zal worden "zo bij de ingesetenen dezer stad, als daar het ver der tot voordeel zoude konnen wesen."24 Een week later volgde nog het bericht dat "om bij de te doene collecte buiten en behalven het zakje een boekje den ingezetenen te praesenteren, waar in ieder derzelven, die meerder genegen- heydt mochtte hebben, bij inschrijving te contribueren, daar in haare intekening kunnen doen." De predikanten dienden dit besluit zowel in de ochtend- als de middagdienst van de kansel voor te lezen en "het punt der christelijke milda- digheit ter bevordering van zoo een prijs- waerdig oogmerk, op het ernstigste aen te bevelen." Op 1 maart bleek dat de collecte 936:16:6 had opgebracht en dat voor 1081:4:4 was ingetekend, samen 2018:-:10. Nadien nam dit bedrag nog behoorlijk toe. Zo besloot de stadsrege ring de 1000 "van Jan de Moyse voor de majoorsplaats gegeven" te gebruiken voor de herbouw van de Oostkerk.25 Terwijl er hard gewerkt werd om de benodigde financiën bijeen te krijgen, waren er ook plannen gemaakt voor de wederopbouw. Hierover is vrijwel niets bekend. In het archief van de gemeente Vlissingen bevindt zich een tekening op perkament van de Oostkerk, gemaakt door A. de Vriend. Op de tekening is de gevel aan de Onderstraat te zien met Den Haag, Ministerie van Oorlog, Archief de Genie, Plans van Gebouwen, V2) twee zeer fraaie topgevels. In hoeverre De Vriend een rol heeft gespeeld bij de herbouw is niet bekend en ook niet of de door hem getekende gevels zijn uitge voerd. Wel schonk de kerkenraad in 1752 het graf nummer 68 aan "Adriaen de Vrind voor gedaene diensten bij den Erbouw dezen kerk."26 Eind 1749 waren de plannen voor de wederopbouw zover gevorderd dat begonnen werd met de werkzaamheden. Om deze te bekostigen dienden de toe gezegde gelden opgehaald te worden. Een jaar later bleek er een tekort van ruim 1500 te zijn. De vroedschap gaf, om dit tekort te dekken, toestemming om voor 2000 obligaties tegen een rente van drie procent uit te geven. Dit was echter nog niet voldoende zodat er in 1751 en 1752 wederom obligaties wer den uitgegeven voor een totaalbedrag van 2300.27 De kerk was nu belast met een som van 13400, te weten 9100 voor de bouw in 1650 en 4300 voor de wederopbouw. Hoewel de kerk in 1809 verloren ging, werden er in 1860 nog processen gevoerd over uitbetaling van interest over enige obligaties. Op 23 september 1752 ontving de ker kenraad een brief van het stadsbestuur met de mededeling dat "onder de zegen van God Almagtig den opbouw van de Oostkerk gelukkig en tot genoegen van ons en alle goede ingezetenen dezer stad is ten ende gebragt, en in staat is om den publieke godsdienst als voor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 15