16 heen daarin te doen." Verder schrijven zij dat op 11 oktober "de finale rekening van gemelde kerk zal worden gedaan voor middags om tien uuren in de consistorie der Grote Kerk met open deuren, en ten aanhoren van ijder een, die dan prae- sent zal wezen."28 De predikant en de ouderling die afgevaardigd waren om de eindafrekening bij te wonen, brachten in de volgende vergadering verslag uit. De opbouw van kerk en toren hadden respectievelijk 6979 en 1661 gekost. De inkomsten bestonden uit 3453:1:7 van de collecte plus inschrijving, 4300 van de obligaties en 527 van de ver koop van de graven. Inwijding herbouwde kerk Aan dominee Matthias van Dam, de oud ste predikant, viel de eer toe de her bouwde kerk in te wijden. Er waren vele toehoorders, zowel uit Vlissingen als uit naburige plaatsen. Men was vol lof over het nieuwe gebouw. De Vlissingse predi kant Godewardus Vrolikhert verwoordde het aldus: een gebouw dat "veel sierlij ker, als een phoenix uyt hare assche verrees." Jan Jacob Brahé, die sinds een jaar in Vlissingen stond, schreef een lof dicht op de herbouwde kerk dat hij liet drukken en opdroeg aan de magistraat van Vlissingen en de heren commissaris sen tot de opbouw van de kerk. Ook de bovengenoemde Vrolikhert had gedicht. Tot zijn genoegen deden de heren com missarissen tot opbouw van de Oostkerk hem de eer aan, "daar ik gansch niet ongevoelig omtrent ben, van een versje, dat ik op de afbranding en herbouwing dier kercke gemaakt had, boven de grote deur der zelve op enen blauwe toets steen te laten houwen, welke steen, benevens het uythouwen der letteren, der Kercke ruym 100 guldens gekost heeft."29 De tekst die op deze steen stond luidde: Gedagtenis Wegens de afbranding dezer kerke, den 14 jan 1749 En derzelver wederopbouwing in 't jaar 1752 Dus wort gelukkig uyt zijn asch dit Huys herboren, T Geen ongelukkig ging door 't grimmig vuur verloren. O Zeestad, 't nooyt zij tot een verwijt voor God, Dat 't doorgaans ledig stont, der wereld maar tot spot. Zeg nooyt tot ons, O God: dit Huys, ja de and're Huyzen Staan woest, als Silo, en tot woningen der struizen. Dank hebb' liefdadigheyd, die zo blijmoe dig schoot, Uyt burgren-schat, het geen vereyscht wiert in deez' noot. Godew.Vrolikhert. pred. Te Vliss. Exterieur herbouwde kerk Het exterieur van de kerk was niet veel veranderd. De buitenmuren konden gelukkig grotendeels behouden blijven. Nadat het door de brand aangetaste bovenste deel verwijderd was, werden ze weer opgemetseld. Over de plaats van de toren is discussie geweest. Diende er een toren aan de westzijde van de kerk te komen of weer een daktoren? De commissie besliste op 11 oktober 1749 de, voor ons onbekende, tekening van Verstolk te volgen. Dat wil zeggen weer een daktoren en de oude bogen waar het dak op rustte, zoveel mogelijk con serveren. In dezelfde vergadering werd besloten "de materiaelen met de meeste menage in te coopen" en geen grenen maar tien zware eikenhouten balken "ten meeste voordeele" in te kopen.30 Volgens Brasser kregen het dak en het torentje vrijwel dezelfde vorm. Hij zegt niets over topgevels. Een tekening gemaakt aan het einde van de achttien de eeuw, geeft de kerk weer met schild daken. Een andere tekening, gezicht op Vlissingen in 1785, laat de Oostkerk zien met twee topgevels. Het blijft een vraag of bij de herbouw de Oostkerk weer top gevels heeft gekregen. De achtkantige gaanderij van het torentje werd vervan gen door een vierkante met baluster en op iedere hoek een piramide. Op de toren een bekroning in de vorm van een fles waarop de windvaan, een haan. In de toren een uurwerk met vier wijzerpla ten en twee luidklokken die het hele en halve uur slaan. Uit de plattegrond van 1810, gemaakt in opdracht van de Fransen, blijkt dat de lijkdeur gepromoveerd is tot entree. Op zich niet venwonderlijk. De Houtkade heeft inmiddels veel meer allure gekre gen. Zo was daar in 1733 het Van Dis- hoeckhuis opgetrokken. Brasser meldt dat op de lijkdeur het wapen van de Prins van Oranje, heer van Vlissingen, verbonden met het wapen van de stad Vlissingen prijkte. Het geheel was ver sierd met gebeeldhouwde festonen, bloempotten en loofwerk. Interieur herbouwde kerk Voor de beschrijving van het interieur zijn we geheel aangewezen op Brasser. Veel was bij het oude gebleven, zoals de vier ronde, blauw arduinstenen pilaren met achtkantige basementen en kapite len waarop de zware gemetselde togen, die dezelfde hoogte hadden als de zij muren, rustten. Verder was er nog spra ke van moerbalken. Misschien de tien bestelde eiken balken? Recht tegenover de 'lijkdeur' stond de preekstoel met een royale trap met een fraaie gegoten kope ren leuning. Op de preekstoel een gego ten koperen lessenaar. De preekstoel rustte op een pedestal, eindigend in twee kinderbeelden die de waarheid en de trouw voorstelden. Aan weerszijden van de preekstoel waren tegen de muur, die gelambriseerd was, banken voor de predikanten en de kerkmeesters geplaatst. Op het eiken tuinhek stond een dito les senaar voor de voorlezer en een kope ren houder op ebbenhouten voet voor de zandloper. In de tuin bevonden zich drie gesloten banken voor de echtgenoten van de leden van het stadsbestuur, ban ken voor de ouderlingen en een vaste bank met drie zitplaatsen. Deze bank kreeg kerkmeester Abraham Louyssen in 1752 ter beschikking voor hem en zijn gezin uit dank voor extra gedane dien sten bij de opbouw van de kerk.31 Buiten de tuin stonden in ieder geval twee overdekte banken van twee verdie pingen, namelijk een rijkversierde voor het stadsbestuur en een eenvoudiger voor officieren. Verder waren er nog eni ge rijen stoelen met voetenbanken voor vrouwen. In 1772 werd besloten achter deze stoelen banken te plaatsen voor de leerlingen van de Latijnse school.32 Welk meubilair nog afkomstig was uit de afge brande kerk is niet duidelijk. De vloer met zerken was door de brand zeer zwaar beschadigd en niet te her stellen. Alles werd vernieuwd en de gra ven opnieuw verkocht. Aan de predikan ten van de hervormde gemeente werd door de kerkmeesters een dubbelgraf ter beschikking gesteld waar zij en hun vrouw en kinderen in begraven konden worden. Enige jaren later werd dezelfde gunst aan de predikanten van de Engel se en Waalse gemeente verleend. Ook kerkmeester Johannes Louyssen kreeg de beschikking over een dubbel graf als dank voor zijn inzet bij de herbouw van de kerk.33 Aangezien veel leden van vooraanstaande families hun laatste rustplaats in de kerk hadden gevonden, waren de wanden bedekt met wapenbor den.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 16