Vermeien in de Meierij
4
Verslag van de donateurstoeht naar Oisterwijk
en 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2003
CEES BOOGAARD
De donateurstoeht was ditmaal groten
deels voorbereid door Lammert en Betty
Blikman. Zij werden tijdens de tocht
geassisteerd door Marleen Ton, de
vrouw met de vertrouwde stem.
Om halfacht vertrok de bus uit Vlissin-
gen, via station Middelburg en Goes.
Hier bleek dat, waar men vroeger vanuit
Zeeuws-Vlaanderen de boot kon missen,
men nu nog de lijnbus door de Wester-
scheldetunnel kan missen. Na enig
oponthoud vertrokken we dus uit Goes,
helaas met een deelnemer minder dan
gepland. Voor het eerst sinds jaren was
de bus ook niet helemaal volgeboekt.
Het was die dag namelijk ook de Dag
van de Boerderij. Waarschijnlijk hadden
sommige donateurs dus voor de boerde
rij gekozen en niet voor het kerkgebouw.
Maar zij hebben wat gemist!
Zoals gebruikelijk kon in de bus al veel
over ons reisdoel worden gehoord en
gelezen. Dat reisdoel bestond uit ver
schillende onderdelen: eerst twee kerk
gebouwen in Oisterwijk, de neogotische
Sint Petrus'-Bandenkerk, een ontwerp
van P.J.H. Cuypers, ingewijd op 24 mei
1897, en de neoclassicistische Napole-
onskerk, gebouwd in 1810.
In het parochiegebouw bij de Sint
Petruskerk werden we hartelijk ontvan
gen met koffie en gebak door Christof
van Buijtenen en zijn staf. Hij vertelde
ons allereerst dat hij pastoor was en niet
"de klokkenluider Van Buitenen".
Voordat we het kerkgebouw gingen
bekijken, vertelde pastoor Van Buijtenen
ons bij de koffie over de bewogen
geschiedenis van het vroegere kerkge
bouw, toegewijd aan Sint Petrus Apostel,
dat in de loop der eeuwen zowel de
katholieke als de protestantse gemeen
schap onderdak verschafte.
Het oude kerkgebouw
Reeds in de Middeleeuwen bezat "de
vreijheijt Oisterwijk" een "seer groote
procgie kerk" - "zijnde daarin 20 altaren
welgedoteerd en costelijk versierd." Maar
in de Tachtigjarige Oorlog lag Oisterwijk
in de frontlinie en de plaats werd voort-
Beeld van de apostel Petrus, afgebeeld mei de
boeien los in zijn hand als een teken ter ere van
God die hem heeft bevrijd, in de Sint Petruskerk te
Oisterwijk. (Foto M.Ton)
durend geplunderd en geschonden, door
zowel Staatse als Spaanse troepen. Op
9 juni 1581 trokken de Staatse troepen
met zevenduizend man door Oisterwijk.
De bevolking had zeer te lijden. "Maer
daer en boven ook de groote kerk
geheel gescheijnd, als hebbende allen
de beelderen, outhaaren, taafelen en
andersints in stukken geslagen." Deze
ellende bereikte een hoogtepunt toen de
schoonzoon van Willem van Oranje,
Philips, graaf van Hohenlohe, op het
krijgstoneel verscheen. In 1587 beleger
de de hertog van Parma Sluis en begon
de graaf van Hohenlohe een veldtocht in
de Meierij met de bedoeling Parma van
Sluis af te trekken. Als reactie daarop
stuurde Parma zijn veldheer Haultepen-
ne met een groot leger naar de Meierij.
Achtervolgd door Haultepenne trokken
de Geuzen zich terug tot over de Maas.
Maar niet voordat ze de "groote procgie
kerk" en vrijwel heel Oisterwijk in brand
hadden gestoken. De toren stond toen
op instorten, evenals het uitgebrande
hoofd- of langschip van de kerk. Wat
restte was het koor en de transepten. De
terugtrekkende Spanjaarden beroofden
op hun beurt de inwoners van Oisterwijk
van ongeveer alles wat hun nog restte.
Zo ging het de daaropvolgende jaren
voortdurend; passerende legers plunder
den elk beetje dat weer was bijeenge-
spaard. Bovendien werd Oisterwijk in
1603/'04 getroffen door een zware pest
epidemie. En de kerk bleef "geheel ver
brand, verblaakt en bedorven" achter.
De ironie van deze geschiedenis is dat
de landvoogd Parma na een beleg van
enkele maanden in 1587 toch Sluis ver
overde en er heer en meester werd, tot
Maurits van Nassau in 1604 Sluis defini
tief terugbracht in het Staatse kamp. Er
is dus toch ook nog een Zeeuwse link
met dit kerkgebouw, zij het geen posi
tieve.
Pogingen werden ondernomen om niet
alleen het dorp Oisterwijk maar ook de
kerk te herstellen. Maar het werd nog
erger. Toren en middenschip stortten
helemaal in, een restant kerk bleef over.
En in 1648 werd ook dit restant de
katholieken ontnomen, want "de Ware
Religie" vestigde zich in Oisterwijk. Voor
de katholieken betekende dit een verbod
op de openbare uitoefening van hun
godsdienst. In een publieke verkoop
werd door de van elders komende
regenten onder andere het grote kruis
beeld uit de kerk verkocht, evenals de
grote beelden van Johannes en Maria
die daarbij hoorden.
Vanaf 1674 mocht er, in beperkte mate,
weer iets van de katholieke godsdienst
worden uitgeoefend. De Staten werden
hiertoe gedwongen door de Fransen,
met wie ze bij herhaling in oorlog waren.