13
witte steen zonder het geprofileerde lijst
je.
De zandstenen banden van de kapel lie
pen in de zuidgevel tot ongeveer de
tweede versnijding van de overhoekse
steunbeer. Op de zuidzijde bevond zich
een middeleeuws boogvenster.
De kerk inwendig
Het koor had een houten tongewelf met
geprofileerde schinkels zonder veranke
ringen. In de noord- en zuidmuur was
een spitsvormige opening. Ze gaven toe
gang tot de uitbouw, die gedekt was
door een spitsvormig, eveneens houten
Het dorp Ouwerkerk in 1745. (Foto Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia lllustrata. Ill, 1863)
De sacristie was in het begin van de
zestiende eeuw tegen de oostzijde van
de zuidelijke kapel aangebouwd. Het ver
trek had een overhoekse steunbeer. Dit
soort steunberen, maar dan waren ze
alleen van baksteen, komen voor bij de
toren. Het zou wijzen op Brabantse
invloed bij de bouw van de kerk. Bij de
sacristie komen geen banden van zand
steen in de gevels voor, maar wel
gelaagde banden van deze steensoort in
de steunberen, net als trouwens bij de
kapel. De sacristie had aan de oostzijde
een lage ingang en verder aan die zijde
een hoge, smalle lichtopening, afgezet
met zandstenen blokken. Aan de zuid
zijde een kruisvenster, dat waarschijnlijk
uit de bouwtijd dateert en op de verdie
ping nog twee dito kleine raampjes. Aan
de zuidzijde vóór de kapel en de sacris
tie de gebruikelijk daar aanwezige water
put van de kerk. Tot zover enige bijzon
derheden over het exterieur van het
oude kerkgebouw.
gewelf zonder verankeringen. Volgens de
Voorloopige Lijst had de sacristie een
dubbel stenen kruisgewelf en in het inte
rieur twee nisjes. Er was mogelijk oor
spronkelijk geen doorgang van de
sacristie naar de zuidelijke kapel.
De kerkelijke gemeente van Ouwerkerk
was in de begintijd met die van Nieuwer-
kerk verbonden. Het eerste gezamenlijk
Heilig Avondmaal volgens protestantse
opvatting vierde men in Ouwerkerk op 2
september 1585.
In 1587 blijkt de kerk nog steeds een
totale ruïne te zijn.9 Daarom werd de
Rentmeester van de Geestelijke Goede
ren in Zeeland gevraagd om door de
metselaar reparaties aan de vensters en
werk aan de kerk, sacristie en twee
kapellen te laten verrichten. Als eerste
afzonderlijke predikant in Ouwerkerk
kwam in 1590 Jacobus Baselius.
Tegen de oostwand van het koor zal de
preekstoel geplaatst zijn. Het daar aan
wezige venster werd met een halve
steen dichtgemetseld. Juist dankzij de
zich daartegen bevindende kansel bleef
het raam altijd in die oude vorm gehand
haafd! De kansel kwam dus op de oude
plaats van het vroegere hoofdaltaar, op
het perspectivisch belangrijkste punt van
de kerkruimte. Een vanuit protestants
oogpunt noodzakelijke toevoeging was
het aanbrengen van een klankbord, een
horizontaal vlak ter bevordering van de
geluidsweerkaatsing. In ieder geval zal
aan de voet van de preekstoel, zoals
gebruikelijk, vanaf het begin een 'tuin'
zijn gemaakt.
Geleidelijk aan zal het gebouw mondjes
maat opgeknapt zijn, zowel wat het exte
rieur als het interieur betreft. De noorde
lijke kapel zal spoedig dichtgemetseld
zijn om te gaan dienen als schoolge
bouw.10 De zuidelijke kapel werd tot voor-
kerk gemaakt door een ingang aan de
westzijde. De oude toegang via de west
toren was immers niet meer mogelijk. In
de zuidwand van deze kapel zorgde het
grote, brede gotische raam voor de toe
treding van het daglicht.
Op een bepaald ogenblik zal de sacristie
in gebruik zijn genomen als consistorie
kamer, waar de kerkelijke vergaderingen
konden worden gehouden. Mogelijk werd
toen een verbinding met de voorkerk
gemaakt en in de loop van de tijd aan de
oostzijde een venster dichtgemetseld
evenals de lage ingang aan die zijde.
Het is opmerkelijk dat in een oude inven
taris de kerk slechts eenmaal in verband
met noodzakelijke reparaties genoemd
wordt, namelijk in 1692." Dat was dus
honderd jaar na het aantreden van de
eerste afzonderlijke predikant in Ouwer
kerk. De indruk wordt gewekt dat het
interieur een meer up-to-date aanzien
kreeg. Dankzij de behoudende aard van
de kerkmeesters, die altijd een zuinig
beleid voerden, waren deze interieur
stukken namelijk bijna tweeënhalve
eeuw later nog aanwezig. Rond die tijd
moeten zijn aangeschaft: een eenvoudi
ge preekstoel uit 1696,12 een koorhekje,
eenvoudige banken, gegraveerde zilve
ren bekers (1699) met het wapen van
Jan Leendertse Klinkenberg (keur Zierik-
zee), een hoekkastje dat hoogstwaar
schijnlijk bestemd was voor de consisto
rie, een koperen kroon en een tafel met
bolpoten.13
Aan de publicatie van de Werkgroep
Oud Ouwerkerk in Documenten, Ouwer
kerk in vroeger tijden, is het mede te
danken dat de herinnering aan het interi
eur nog vastgelegd is. Na binnenkomst
via de voorkerk stond aan de rechter-