14 zijde de eenvoudige preekstoel met zes hoekige kuip uit 1696, waarop de te zin gen psalmen en gezangen stonden aan gekondigd; hij had twee koperen armen met kaarsverlichting. Aan weerszijden van de preekstoel de banken voor de kerkenraad en diaconie. Daarvoor de 'tuin' met het koorhekje en de lessenaar voor de voorzanger. Daarachter stonden een paar banken. Waarschijnlijk stam men deze banken aan de kerkzijde en die aan weerszijden van de kansel nog uit de zeventiende eeuw. Tegen de muren bevonden zich de zitplaatsen voor de mannen, de zogenaamde bochten. De stoelen voor de vrouwen stonden in het midden, die later vervangen zullen worden door banken. In 1795 werd de band van de kerk met de overheid beëindigd. Voortaan was de kerkelijke gemeente eigenares van het kerkgebouw. Over de tijd na 1800 zijn we beter ingelicht dankzij de bewaard geble ven, vrij volledig bijgehouden notulen van de kerkvoogdij. Verzoek aan Lodewijk Napoleon Voordat wij kennis nemen van hetgeen de notulen van de kerkvoogden van Ouwerkerk ons vertellen, verdient het aanbeveling ons even te verplaatsen in de positie waarin de provincie Zeeland zich aan het begin van de negentiende eeuw bevond. Door diverse omstandigheden blijkt Zee land na 1795, het jaar waarin de Repu bliek der Verenigde Nederlanden te gronde ging, in economisch en financieel opzicht achterop te zijn geraakt, meer dan de overige gebieden van het zwaar getroffen Nederland. Er zijn enkele archiefstukken overgebleven, die de malaise met voorbeelden staven; ze geven een idee van wat werd gezien als de oorzaak van de rampzalige achteruit gang. In die nijpende omstandigheden heeft men na de vestiging van het Koninkrijk Holland enige hoop gekoesterd dat Lode wijk Napoleon iets zou kunnen bijdragen om de nood te lenigen. Men hoopte dat hij daartoe des te beter gemotiveerd zou zijn als hij de situatie zelf in ogenschouw zou hebben genomen. Vandaar dat de wens uitging naar een bezoek van de vorst aan Zeeland. Aan deze wens is gehoor gegeven. Tijdens dit bezoek van Lodewijk Napoleon in mei 1809 werd ook Ouwerkerk op Duiveland bezocht. Het resultaat van de reis was het Decreet no. 12 van 6 juni 1809, dat een duurzaam plan van verbeteringen voor het departement bevatte; onder meer zou Ouwerkerk zeshonderd gulden ont vangen voor de reparatie van het kerk gebouw. Aan de uitvoering van de diver se bepalingen van het decreet is men niet toegekomen door de berichten van een reeds lang voorziene aanval van de Engelsen op het eiland Walcheren begin juli 1809.'" Net als elders in de provincie was de gemeente Ouwerkerk niet in staat de grote uitgaven ten behoeve van de kerk zelf op te brengen. Er is slechts één gegeven uit deze periode bekend: op 6 juli 1809 zou een raam in de voorkerk gemaakt moeten worden. Geen bedrag of andere bijzonderheden werden in de notulen genoemd. Er was maar één ven ster in de voorkerk, namelijk dat op de zuidzijde. Wilde men toen een schuif raam maken op de plaats van het goti sche raam of ging het om de reparatie van een paar ruiten? De jaren gingen voorbij en er werden, voor zover uit de stukken valt op te maken, geen uitgaven ten behoeve van het kerkgebouw gedaan. Ons volgende gegeven dateert van een decennium later. Er werd een rijkstoelage voor kerk, consistorie en pastorie van zevenhon derd gulden in het vooruitzicht gesteld; meer dan in 1809 vanwege de kosten aan de pastorie die inmiddels aange kocht was.1s Een opknapbeurt in 1821 In augustus 1821 spraken de kerkvoog den over het beschieten van de kerk en reparaties en andere verbeteringen aan het kerkgebouw. Voor de beoogde werk zaamheden werd een bedrag van 931,- subsidie aangevraagd: te weten 637,- voor de kerk, 172,- voor de pastorie en 122,- kosten.'6 De uitvoe ring van het werk waarvoor de subsidie was toegezegd, diende echter onder direct toezicht van de overheid plaats te vinden. Dit was een vereiste met het oog op de kwaliteitsbewaking. De lands- fabriek, Abraham Voerman, maakte een kostenraming voor de kerk en de pasto rie, die op 5 maart 1822 door de kerk voogden werd behandeld. De kerken raad besloot de volgende bedragen te besteden aan de restauratie: goten en leien 108,-; glas en lood in zeven ven sters 100,-; herstel vloeren en nieuwe plavuizen 24,-; schilderwerk 104,-. Het exterieur Uit de op 5 maart 1822 door Voerman opgestelde kostenraming bleek dat hij voor het herstel van de zeven lichten in de kerk 369,- berekende. De post werd echter door de kerkvoogden ver minderd tot 100,- vanwege eerder ver richt werk. Vóór 1822 was dus al een aantal ramen gerepareerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 14