16 waarschijnlijkheid gaat het om nieuwe ramen. Een voorbeeld van veranderin gen aan het kerkgebouw zijn de ven sters. Ze hebben verschillende vullingen. Behalve het ter sprake gebrachte raam in de oostwand waren ze alle op een bepaald ogenblik "aan de onderzijde ingekort en verkregen een nieuwe spits- boogvorm, terwijl nieuwe ijzeren ramen met glas van groot formaat de vensters afsloot." Voorts was, zoals wij gezien hebben, "het grote lichtvenster in de zui delijke uitbouw gansch gemoderniseerd, terwijl de oostzijde der consistorie ook een dichtgemetseld venster aangeeft.'"9 Het is onmogelijk, nu het gebouw niet meer bestaat, hierover een uitspraak te doen. Mogelijk zijn behalve de vensters nog andere inbreuken op het oude werk rond 1851 tot stand gekomen. De periode rond 1870 tot aan de restauratie De oude kerkdeuren voldeden niet meer aan de eisen.20 Architect Brouwer uit Nieuwerkerk tekende in 1870 nieuwe voor een bedrag van 106,-. De kerk voogden maakten bezwaren: ze waren "te netjes en niet solide genoeg". Ook ging de discussie over de afwerking in verband met de kosten. Wanneer ze opnieuw geschilderd zouden worden en daarna gevernist of gelakt, mocht dat alleen gebeuren voor de prijs van het vernissen. De deuren werden uiteindelijk gevernist. De oude deuren zouden, zo mogelijk, nog gebruikt worden tot bevloering van de consistoriekamer. Er is geen afbeelding bekend waarop de entree aan de buitenzijde van de voor- kerk te zien is.21 In 1874 viel de aandacht op de slechte staat van de schepenbank, waarvan het beschot zo vermolmd was dat het ver nieuwd moest worden. De kussens wa ren geheel onbruikbaar en zouden met een sterke stof overtrokken worden. Die in de ouderlingenbank waren in "geen zeer florissante staat", maar nog wel te gebruiken. De kussens in de kerkvoog denbanken waren particulier eigendom. Het buitendak van de kerk bevond zich in 1875 "in ongunstige toestand welk min gunstige positie wel niet van jeugdige datum is"! Langer uitstel was onmogelijk, gezien de afgetekende sporen in de bin- nenkerk, die onlangs nog geschuurd en gewit was. De koepel moest gerepareerd worden met enkele leggers. Veel hout van het buitendak was totaal verrot, waardoor het nieuwe werk dreigde te gaan verweren. De werkzaamheden hiel den het volgende in: afnemen van de bestaande leien, aanbrengen van het benodigde hout, daarop nieuwe leien met lood. De synode kende in 1877 een bedrag van 2000,- toe voor een nieuw leien dak op de kerk. Daarna zal het tongewelf ning. Dit keer met succes. Het resultaat was dat Adolph Mulder naar Ouwerkerk werd gezonden om over de staat van het kerkgebouw te rapporteren en zijn mening te geven hoe de restauratie zou moeten worden aangepakt. Mulder trof in 1899 een kerkgebouw aan Plattegrond van het koor, de zuidelijke kapel en de consistoriekamer. De triomfboog in de westmuur werd na de afbraak van het schip dichtgemetseld; inwendig geplaatste contreforten versterkten de in de boog geplaatste muur. De zuidkapel werd voorkerk met een ingang. De ingang vanuit het koor naar de noordelijke uitbouw werd dichtgemetseld ten behoeve van een schoolgebouw. Opmetingstekening van Adolph Mulder in 1899. (Foto- en tekeningenarchief Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist) gerepareerd zijn. De gehele beneden kerk zou eigenlijk geschilderd moeten worden. Een beroep op de ambachts heer leverde 50,- op. Het plan tot de restauratie van het kerkgebouw Het kerkbestuur van Ouwerkerk over woog op 29 mei 1889 het kerkgebouw gedeeltelijk te restaureren. Er waren gebreken aan het houtwerk, de vrouwen- stoelen moesten hersteld en opgeschil derd worden. Kortom, het interieur maak te een vervallen indruk. Tien jaren lang gebeurde er echter niets. Op 29 augustus 1899 richtten burge meester en wethouders van Ouwerkerk zich tot de minister van Binnenlandse Zaken met het verzoek tot ondersteu waarin het een en ander was gewijzigd. Met de raamvullingen was het nodige gebeurd. Veel contrefortafdekkingen ble ken op onarchitectonische wijze hersteld te zijn. De kerkgoot was eveneens later veranderd. Voorts vestigde Mulder de aandacht op de zuidelijke uitbouw en de consistorie: hier was, volgens hem, dui delijk te zien dat bij een vroegere restau ratie getracht was dit deel van de kerk in de oude toestand te herstellen. Dat men daarin niet geslaagd was, was te wijten aan de onkunde van de persoon die met de leiding belast was geweest. Mulder treedt hierover niet in bijzonderheden en spreekt zich ook niet uit over het tijdstip van deze veranderingen. Uit de rekenin gen blijkt dat de reparatie aan de steun beerafdekkingen en ook het vernieuwen

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 16