17 van een kasgoot aan de noordoostzijde van de kerk in de jaren 1822-1826 heeft plaatsgevonden. Een allesomvattende restauratie zou neerkomen op het terugbrengen van de oorspronkelijke vensters met posten en traceringen, het heropenen van het Schets door Adolph Mulder van een van de twee contreforten, grenzende aan het oostvlak van de koorsluiting, die zich nog in de oude toestand bevond. Naar dit voorbeeld werden de andere steun beren hersteld. (Rapport A. Mulder, Nationaal Archief, Den Haag) dichtgemetselde oostvenster, het aan brengen van een nieuwe gootlijst, het herstellen van de contreforten etc. Vanwege de geldmiddelen adviseerde Mulder alleen het hoognodige te restau reren, net als dat met de toren het geval was geweest. Wel wilde hij herstel van het koor in zijn "primitieve toestand". Aanwijzingen voor het terugbrengen in de oude toestand waren voldoende aan wezig om vergissingen te dien aanzien uit te sluiten. De twee contreforten gren zende aan het oostvlak van de kooraf sluiting konden als voorbeeld dienen. Ook hadden drie vensters nog hun oude waterdorpels. Mulder wilde deze onder delen van het kerkgebouw in hun primi tieve toestand herstellen. Ook stond het voegen van alle bak- en witte steen op zijn programma met het oog op het behoud van het gebouw. Het heropenen van het dichtgemetselde oostvenster zou te kostbaar worden en bovendien stond de preekstoel tegen deze wand. Daarom was het beste de 'dichtmetseling' op nieuw te voegen en te behouden. In de bestaande goot zou nieuw lood moeten worden aangebracht. Dit alles zou onge veer 500,- kosten. Burgemeester Van der Have vroeg direct daarop ook subsidie aan voor de kerk muren, vooral voor de westgevel, waarop al dertig jaar een dikke laag cement zat. De kerkmuur sloeg bij regen door, de binnenzijde was kakelbont. Het voorstel was de cementlaag weg te halen, ook van de westzijde van de voormuur, waar op eveneens cement zat. Hieronder be vonden zich, volgens onderzoek op last van Van der Have uitgevoerd, "reuzen moppen". Mulder vond echter de tijd nog niet rijp, maar hij adviseerde het oordeel van jhr. De Stuers te vragen. De toestand waarin de noord- en oost zijde verkeerden, was zodanig verergerd dat uitstel niet langer verantwoord was. Met het voegen van de witte steen onder de vensters was men overigens al be gonnen. Vereist waren de volgende werkzaamheden. Ten eerste het vernieu wen, solderen en bekleden met lood van de houten goot aan de noord- en oost kant ter lengte van 32,30 meter. Voorts het aanmetselen van de goot en de res tauratie van de tandlijst eronder. Ten tweede het metselwerk uitbreken en ver nieuwen aan de oost- en westkant van de kerk in verschillende gedeelten. Ten derde metselwerk aan de afdekkingen van de contreforten, inclusief afbreken van de huidige toestand en zandsteen aanbrengen voor afdekking. Ten vierde zandsteen voor vijf raamdorpels, uitbre ken en plaatsen. Het totale werk zou op 1045,- komen. De begroting werd op 21 september 1899 door architect Van der Linden uit Zierikzee ingediend. Een lid van de gemeente zou het bedrag voorschieten! De "bekrompen toestand van de geld middelen" was tot dusverre een beletsel geweest om tot herstel van het schone kerkgebouw over te gaan. Het college van kerkvoogden richtte zich op 22 september 1899 tot de koningin om subsidie. In augustus 1900 stuurde de synode een deskundige om het bestek van het schil der-, timmer- en metselwerk na te lopen. Besloten werd de westgevel af te kappen en opnieuw te bepleisteren. Herstel aan Schets door Adolph Mulder van het enige oude ven ster in de oostwand van het koor. (Rapport A. Mul der. Nationaal Archief, Den Haag) de buitenzijde zou dan mettertijd vanzelf verbetering brengen aan de binnenmuur, zo werd gezegd. De doorlopende klachten van de west muur werden niet verholpen door het cementeren. De baksteen verliest immers hierdoor zijn kracht.22 De oostzijde bleef ook problemen ople veren. Aan het plafond langs de opgaan de muren en togen was duidelijk zicht baar dat deze zijde van de kerk aller minst waterdicht was. Het houtwerk van het buitendak onder de leien was na dertig jaar alweer verrot! Met het oog op de diverse werkzaamhe den moesten stellingen in en buiten de kerk worden aangebracht. Het interieur na de restauratie van het exterieur Nu kwam het inwendige van het gebouw aan de beurt. De binnenkerk werd gever nist tot beter behoud van de verf, die er vier jaar tevoren was aangebracht. Alvorens afscheid te nemen van het ons bekende gebouw een toegift, waarin bij zonderheden over de aanschaf van enige vernieuwingen in het kerkinterieur. De banken voor de vrouwen zijn in 1901 aangeschaft. In een krant stond in 1901 het bericht dat honderd kerkbanken ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2004 | | pagina 17