19
den maar ooc uwen name, welcke van
wegen soo vele treffelijcke daden door
de ganse werelt wijt beroemt is, ooc bij
alle de vrome ende godsalige doch in-
sonderheit bij de inwoonders onser pa
rochie en een heuchelijcke ende onsterf-
De in 1624 door Marijnus Pietersen vervaardigde
preekstoel in de kerk van Vrouwenpolder.
felijcke gedachtenisse moche bliven.'"5
De prins gaf gehoor aan dit verzoek en
schonk tweehonderd gulden.
Voorjaar 1623 begon de restauratie. Tij
dens de werkzaamheden vond er een
wijziging in het bestek plaats. De predi
kant diende namelijk een verzoek in of
de driehonderd gulden die de gemeente
zou opbrengen, niet aangewend kon wor
den voor een "spitsken" voor de klok.'6
Het bestek voorzag in een galmgat in de
muur voor de klok. In kosten maakte het
volgens de predikant niets uit. Gecom
mitteerde Raden gingen hiermee, na het
eerst afgekeurd te hebben, akkoord.
Een jaar later kon het binnenwerk wor
den aanbesteed "ten meesten oirbaer en
ten minste costen van Gemeene zae-
cken".17 Marijnus Pietersen, schrijnwerker
te Veere, leverde ook hier preekstoel,
trap, "verhemelt", achterschot en ander
toebehoren voor elf pond Vlaams.10
Pinksteren 1624 waren de werkzaam
heden afgerond en vond de eerste kerk
dienst in de gerestaureerde kerk plaats.
De financiële afwikkeling was nog niet
rond. De predikant kreeg in juni 1626 een
schrijven dat hij binnen veertien dagen
de door de gemeente toegezegde vier
honderd gulden moest betalen. Hiertoe
was hij niet in staat want de gemeente
had maar driehonderd gulden toegezegd.
Bovendien waren er, doordat het torentje
eerst afgekeurd was en alles langer ge
duurd had, inmiddels mensen die toe
zeggingen hadden gedaan afgevallen of
niet meer in staat het geld te betalen. Er
ontbrak hierdoor tien pond Vlaams aan
de driehonderd gulden. Uit een volgend
verzoek van Sael blijkt dat de uitbetaling
van zijn salaris was opgeschort tot hij de
beloofde penningen had overgedragen.
De predikant voerde aan dat op last van
Gecommitteerde Raden bezuinigd was
bij de uitvoering van het torentje zodat
het zeker honderd gulden minder had
gekost. De openstaande post van ruim
veertien pond wilde hij desnoods uit
eigen zak betalen om eindelijk een einde
aan deze zaak te maken. Het was overi
gens wel bezwaarlijk voor hem want hij
had al het uurwerk voor het torentje
geschonken. In februari 1627 beslisten
Gecommitteerde Raden dat de zaak af
gehandeld was als Sael de openstaande
post van ruim veertien pond betaalde.19
Vrouwenpolder beschikte in ieder geval
weer over een kerk. Met gebruikmaking
van de middeleeuwse muurresten was
een typisch zeventiende-eeuwse zaal
kerk gebouwd. Bij de restauratie van
1955 bleek dat de kerk vroeger hoger en
groter was geweest.
Marijnus Pietersen
Veere kende in het verleden verschillen
de gilden, waaronder het Vier Ambach
ten- of Sint Christoffelgilde. Dit gilde,
waar de huistimmerlieden, de metselaars,
de schrijnwerkers en de schaliedekkers
in waren verenigd, kreeg reeds in 1493
privileges van Philips van Bourgondië,
die daarna verschillende malen zijn ver
nieuwd. Aan het hoofd van het gilde
stonden vier dekens, uit ieder ambacht
één. Elk jaar traden twee dekens af. De
magistraat stelde uit zijn midden een
overdeken aan. Verder kende het gilde
meesters en leerknapen die in de leer
waren bij een meester en na verloop van
tijd knecht werden. Een knecht werkte
voor een vast loon voor de meester en
kon na het afleggen van de meesterproef
lid van het gilde worden. Wel moest hij
dan bovendien poorter van Veere zijn en
inkomstgeld betalen. Bij de vernieuwing
van de privileges van het gilde in 1583
werd onder andere vastgelegd welke
meesterproef de schrijnwerkers moesten
afleggen. Zij dienden een buffet te maken
waarvan de waarde vijf pond Vlaams en
niet minder moest zijn. Het hout kwam
voor eigen rekening, maar bij verkoop
van het buffet mochten ze de opbrengst
zelf behouden. Het meesterstuk moest
bij een deken thuis gemaakt worden en
deze kreeg voor het gebruik van zijn
Detail van de preekstoel in de kerk van Vrouwenpol
der.
'vloer' en winkel twee groten per dag.20
Van het gilde berust nog een rekeningen
boek, dat loopt van 1587 tot 1615, in het
Zeeuws Archief. Daarin staat dat Marijnus
Pietersen in 1613 als nieuwe "inkome-
lingh" een pond en vijf schellingen be
taalde. Het jaar daarop betaalde Marijnus
één schelling en acht groten voor zijn
knecht. Naast Pietersen zijn er op dat
moment nog vier andere schrijnwerkers
werkzaam in Veere. Aangezien het gilde-
boek tot 1615 loopt, is het onbekend hoe
het verder met Marijnus Pietersen is
gegaan. Van zijn werk kennen wij alleen
de twee kansels. De eikenhouten stoelen
zijn bijna identiek, zeskantige kuipkan-
sels met Hollandse renaissanceversie-
ring zoals lege hoogvelden en Vlaamse
wortel. Deze motieven zijn ook terug te
vinden in het rugschot. Marijnus Pieter
sen heeft degelijk handwerk geleverd dat
nu, na bijna vier eeuwen dienst, een blik
vanger is in de kerken van Aagtekerke
en Vrouwenpolder.
Noten
1Zeeuws Archief (Z.A.), Rekenkamer B, Rent
meesters van de Geestelijke Goederen, inv.nr.
24362.