w
en krijgt het een bestemming in de soci
aal-culturele hoek als museum, concert
zaal of bibliotheek. Veel van dergelijke
functies zijn in het verleden bedrijfseco
nomisch niet verantwoord gebleken. De
burgerlijke gemeente ziet graag ook een
passende functie, maar dan het liefst
één die haar niet opzadelt met voortdu
rende verzoeken om subsidie om het
gebouw in stand te houden. Het vestigen
van woningen of commerciële functies is
vanuit die optiek heel wat aantrekkelijker,
maar minder gunstig voor de monumen
tale waarde van een kerkgebouw. Derge
lijke functies betekenen vaak een grote
aantasting van het interieur en de ruim
telijkheid, tenzij het een kleine kerk
betreft. In Zeeland zal het zeker in platte
landsgebieden niet altijd makkelijk zijn
tot een gewenste herbestemming te
komen. Flexibiliteit met het bestem
mingsplan is dan een belangrijke rand
voorwaarde.
Herbestemming valt te prefereren boven
sloop. Kerken zijn in hun verschijnings
vorm veelal uniek en geven identiteit aan
de plaats waar ze staan, ze zijn beeldbe
palend voor wijk, stad of dorp. Daarnaast
is een besluit tot sloop vaak snel geno
men, zonder dat men voldoende op de
hoogte is van de cultuurhistorische waar
de die het gebouw heeft en zonder een
brede maatschappelijke afweging. Met
sloop verdwijnt er meer dan alleen een
gebouw, met sloop wordt in zekere zin
ook het hart uit de samenleving verwij
derd. Sloop brengt dan ook vaak emotio
nele schade met zich mee, zeker als niet
goed naar alternatieven is gezocht. Veel
mensen, gelovig of niet, koesteren een
band met een kerkgebouw of prefereren
de esthetische en emotionele waarde
ervan boven de eventuele aldaar geplan
de nieuwbouw. Ook voor rooms-katholie-
ke kerken bestaan er in Zeeland kansen
voor herbestemming. Het Bisdom Breda
staat hier namelijk in beginsel niet
onwelwillend tegenover vanuit de
gedachte dat er van een kerkgebouw
zonder religieuze functie ook een
bepaalde geloofsoverdracht uitgaat.
Randvoorwaarde is wel dat de voorheen
sacrale functie van het gebouw wordt
gerespecteerd.
Soms gebeurt het dat sloop bij voorbaat
gewenst is, een eigenaar is immers niet
altijd bereid een nieuwe functie toe te
laten en kan sloop prefereren boven her
bestemming. Daarbij kunnen ook finan
ciële motieven een rol spelen. Daarom is
een goede communicatie met de eige
naar van een kerkgebouw van levensbe
lang voor het behoud ervan. Gemeenten
zijn daarbij beducht voor mogelijke finan
ciële consequenties; zeker bij rijksmonu
menten bestaat de maatschappelijke
verantwoordelijkheid deze monumenten
voor het nageslacht te behouden. Wat te
De Opstandingskerk Ie Wissenkerke, Noord-Beve
land, voor de sloop in 1968.
doen als de eigenaar/gebruiker het
gebouw verlaat en er geen onderhoud
meer aan wordt verricht? Dan vindt een
acute dreiging plaats van hetgeen vol
gens de wet is beschermd en dan is de
gemeente aan zet.
Tot op heden zijn er in Zeeland vijf ker
ken gesloopt. Als eerste sneuvelde in
1964 het octagonale Engelse kerkje in
Vlissingen (gebouwd in 1914). Niet veel
later volgde de Opstandingskerk in Wis
senkerke, Noord-Beveland (gebouwd in
1827, gesloopt in 1968). Daarna vielen
de hervormde kerk aan de Lange Wol
straat te Sluis (gebouwd in 1950, ge
sloopt in 1995) en de eveneens her
vormde Johanneskerk te Vlissingen
(gebouwd in 1955, gesloopt in 1996) ten
prooi aan de sloop. Recentelijk, januari
2006, is ten slotte de kerk van het Apos
tolisch Genootschap in Vlissingen ge
sloopt (gebouwd in 1930 met expressio
nistische details).
Genoemde kerken zijn alle direct ge
sloopt na onttrekking aan de eredienst,
om plaats te maken voor nieuwbouw. In
bijna alle gevallen heeft er voorafgaand
aan de beslissing tot sloop geen cultuur
historisch onderzoek plaatsgevonden en
kon er dus ook geen goede afweging
worden gemaakt. Overigens staan er in
Zeeland nog veel kerken te koop, waarbij
het de vraag is wat er uiteindelijk mee
zal gebeuren.
Kwetsbaarheid wederopbouwkerken
Kerken uit de wederopbouwperiode en
andere kerken zonder monumentensta
tus lopen het grootste gevaar, min of
meer ongemerkt, onder de slopershamer
te verdwijnen. Met name bij kerken uit de
wederopbouwperiode (1940-1965/70) is
er weinig bekend over de cultuurhistori
sche waarde. Ook zijn kerken uit deze
periode nog nooit geïnventariseerd en in
afwachting van een landelijk selectiebe
leid zijn er ook nog geen wederopbouw
kerken voorgedragen voor rijksbescher
ming. Het algehele gebrek aan kennis
omtrent kerken uit deze periode weer
spiegelt zich ook in het gebrek aan
waardering voor deze jonge bouwkunst.
Momenteel staan er van de ruim zestig
kerken die in deze periode zijn gebouwd
diverse kerken leeg, waarbij het risico
van sloop levensgroot op de loer ligt.
Samenwerking kerken en overheden
noodzakelijk
De kerkelijke en de burgerlijke gemeente
moeten meer met elkaar samenwerken.
Momenteel opereren kerken veelal op
eigen houtje en zijn gemeenten zich te
weinig bewust van wat er bij de kerken
speelt. Gedeputeerde Harry van Wave-
ren zei er op het symposium over kerken
tijdens de open monumentendag 2005
het volgende over: "Als het credo blijft
'scheiding van kerk en staat', zal er de
komende jaren veel religieus erfgoed
verloren gaan." Een betere communicatie
en meer uitwisseling van informatie is
zeker voor de instandhouding van histo
rische kerken zeer wenselijk. De ge
meenten krijgen hierdoor de mogelijk
heid om in hun beleid in te spelen op
veranderingen in het kerkelijke land
schap. Zo heeft men in de gemeente
Breda een overzicht van alle kerken
opgesteld. In dit zogenoemde 'kerken
boek' wordt een prognose gegeven op
basis van de huidige situatie, gekoppeld
aan de cultuurhistorische waarde en de
eventuele mogelijkheden voor herbe
stemming. Dit instrument heeft de
gemeente Breda een duidelijk handvat
gegeven om greep te krijgen op het pro
ces van sluiting van kerken en de vraag
wat de mogelijkheden zijn voor een
eventuele herbestemming, gekoppeld
aan de ontwikkelingen in het gemeente
lijk beleid.