9 voor de hele regio; in 1761 is daar een nieuwe schuurkerk gebouwd, 's Nachts togen de priesters over de schorren naar de Zeeuwse eilanden Tholen en Sint-Phi- lipsland - waar 400 katholieken woon den in 1685 - om er hun werk te doen. Gedenkplaat in de oostgevel van de kerk. (Foto auteur. 2005) Naar Nieuw-Vossemeer De bisschop van Antwerpen stelde in 1713 een pater aan als pastoor voor Nieuw- en Oud-Vossemeer, maar deze moest zijn werk na enkele maanden noodgedwongen staken onder druk van de Zeeuwse staten en de classis van Tholen. De katholieken van Nieuw-Vos semeer verzochten vervolgens in 1786 de Staten van Zeeland om een kerk te mogen bouwen die tevens voor de gelo vigen van Oud-Vossemeer dienst kon doen. Beide dorpen kenden toen nog een gezamenlijk bestuur. Een besluit bleef echter uit tot 1795, het jaar dat de Bataafse Republiek werd gevestigd. De Dordtse Synode werd vervallen ver klaard en belemmeringen jegens de rooms-katholieke inwoners opgeheven. In juli van dat jaar is Gerardus Mens als pastoor aangesteld door de aartspriester van Holland en Zeeland. Mens is in sep tember ingehaald en kon op 11 oktober de nieuwe schuurkerk, die Johannes de Doper als kerkpatroon kreeg, inwijden. Drie weken later werd ook voor de stad Tholen een pastoor aangesteld. De staatsregeling van 1798 verklaarde alle religies voor de wet gelijk. Kerkge nootschappen moesten onderling de eigendom regelen van de kerkgebou wen. In Oud-Vossemeer waren de katho lieken in de minderheid. De dorpskerk werd dan ook toebedeeld aan de 'Neder duits gereformeerden', die een afkoop som betaalden van 160 gulden en der tien stuivers. Uit aantekeningen van de pastoor van Nieuw-Vossemeer blijkt dat er ruim tien jaar later, in 1812, in Oud- Vossemeer 212 rooms-katholieke inwo ners waren en 865 protestanten. Het kerken in Nieuw-Vossemeer stuitte kennelijk op bezwaren, want in 1818 werd een eerste poging ondernomen om in Oud-Vossemeer een eigen statie (een standplaats van een priester) en een kerk te krijgen. Vooral bij slecht weer en in de winter was het geen pretje om in een bootje de Eendracht te moeten over steken om ter kerke te gaan. Voor het godsdienstonderricht aan de kinderen en de geestelijke bijstand aan zwakken en ouderen was dit eveneens problema tisch. De aartspriester zag een oplossing in het samenvoegen van Oud-Vossemeer met Tholen. Maar daar voelden de Vos- semeerders niet voor, en zodoende bleef werd opnieuw gewezen op het probleem dat beide dorpen een halfuur gaans uit elkaar lagen, dat de Eendracht overge stoken moest worden voor de kerkgang, het godsdienstonderricht aan de kinde ren, bij het bedienen van de doop en van de laatste sacramenten. Verder werd gemeld dat de katholieke Oud-Vosse- meerse armen niet uit de kerkenkas van Nieuw-Vossemeer bedeeld werden. In zijn reactie twijfelde de aartspriester aan de mogelijkheid om het plan te realise ren en wees de initiatiefnemers op de onderhoudskosten die een eigen kerk zouden vergen, alsmede de kosten van een priester. Pastoor Van Hemert had de aartspriester kennelijk minder positief geadviseerd, met in het achterhoofd zijn eigen plan voor de bouw van een nieuwe kerk in Nieuw-Vossemeer. Aan koning Willem I stuurde het comité Interieur, gezicht vanaf de ingang op het altaar. (Foto auteur. 2005) voorlopig alles bij het oude. Brendonck vasthoudend In de jaren dertig van de negentiende eeuw werden de plannen voor een eigen kerk nieuw leven ingeblazen. Grote sti mulator was J.H. Brendonck, een plaat selijke belastingambtenaar. Hij vormde in 1839 - inmiddels was het aantal katho lieke inwoners tot 287 toegenomen - een comité met zeven andere inwoners. Zij vroegen, en kregen, goedkeuring voor hun plan van pastoor Van Hemert van Nieuw-Vossemeer. De aartspriester een rekest, waarop via de burgerlijke gemeente het verzoek kwam om een bouwplan met een begroting in te die nen. Vervolgens ging men met een lijst rond in het dorp en daarop werd voor een bedrag van 863.50 gulden aan bij dragen toegezegd. Daarnaast zouden hoofdelijke omslag en verhuur van zit plaatsen samen hooguit 800 gulden opbrengen. Echter, de bouw van een kerk met pastorie werd op 12.000 gulden geraamd. En dus werd een beroep gedaan op de milddadigheid van de koning. Maar de directeur-generaal voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2006 | | pagina 13