14
Een gedeelte van de kerkring van Serooskerke met op de voorgrond het kerkgebouw vóór de restauratie. (Collec
tie Rijksdienst voor Monumentenzorg te Zeist, 1952)
werden allerlei voorstellen gedaan tot het
vinden van 1.000,- voor de toren, met
aflossing in vijf jaar, maar ook werd ge
dacht aan minder kostbare reparaties en
tevens aan provisioneel nodige voorzie
ningen ter voorkoming van ongelukken.
met het oog op de toestand van de rijks
middelen in 1884.12 De hoogte van de
som duidt wel op grote werkzaamheden.
Wij naderen nu het jaar 1893. Dat is het
jaar waarin Victor de Stuers een beknopt
boekje liet uitkomen, getiteld Aanteeke-
Uiteindelijk kwam het verlossende be
richt op subsidie op 9 mei, uit te betalen
in 1821Dat reparatie van de toren aller
noodzakelijkst was, bleek uit het feit dat
er niet alleen dagelijks ongelukken te
vrezen waren, maar ook omdat dit de
uitgang van de kerk was en hij zodoende
niet kon worden afgebroken!
Waaruit de beoogde reparatiewerkzaam
heden bestonden, laat zich helaas niet
uit de stukken achterhalen.
Uitvoering na subsidiëring moest onder
overheidstoezicht gebeuren. Een ingeko
men stuk bij de burgemeester op 16 mei
1821 meldt dat de reparatie aan de toren
door Cornelis Kloet (of Kloek) voor
950,- was aangenomen, dus voor min
der dan het bestek was.11 Uit de stukken
blijken geen hoge uitgaven van de kerk
voogdij ten behoeve van de kerk in de
jaren 1826-1832. Blijkbaar was men
tevreden met de bestede subsidie. Ook
hier is niet precies bekend wat er
gebeurd is.
De jaren 1883 en 1893
Pas in 1883 zou Serooskerke 5.000,-
uit het Fonds voor noodlijdende kerken
ontvangen, een bedrag dat overigens bij
nader inzien niet verleend kon worden
ningen betreffende Zeelands monumen
ten. Het bevat tal van bijzonderheden,
van het grootste belang voor de geschie
denis onzer oude merkwaardige gebou
wen. In deze gegevens komt Seroosker
ke niet voor. Wel blijkt een foto van de
toren uit maart 1893 van het bureau van
Adolph Mulder zich in de collectie van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg te
Zeist te bevinden. De toren helde toen
naar de kerk. In de bewaarde bronnen
van het Nationaal Archief in Den Haag
komt geen rapport voor van Mulder met
bemoeienis inzake de toren reparatie.
Het magere bedrag van 275,- dat de
gemeente Serooskerke in 1896 aan de
toren besteedde, stak wel erg af bij de
eerdergenoemde som van 5.000,-; het
herstel betrof slechts het onderste deel
van de spits, de achtkant daarboven, het
inwendige van de toren en het gedeelte
lijk bepleisteren.13
De toren
Mulder kwam alleen een foto maken van
de toren, en niet van het hele kerkge
bouw. Het schip was immers niet meer in
originele staat. De toren heeft een top
die rijker is, dat wil zeggen ijler en ope
ner, doch de overgang van beneden
naar boven blijkt geleidelijk te gaan.
Deze stijl is kenmerkend voor torens die
in de gotische tijd gebouwd werden. De
toren heeft een ingang met korfboog aan
de westzijde, waarboven een later dicht
gemetseld venster. Aan de noord- en
aan de zuidzijde bevindt zich een steun
beer. Ook is de toren gedeeltelijk in het
schip gebouwd. In de tweede geleding
bevinden zich drie blindvensters met
spitsboogtracering op consoles, waarvan
de middelste boog voorzien is van galm
gaten.
De inundatie van Schouwen-Duive-
land in de Tweede Wereldoorlog
Het kerkgebouw en de toren van Ouwer-
kerk waren aan het einde van de Tweede
Wereldoorlog verwoest. Een deel van de
leien werd in 1945 gebruikt voor het her
stel van het torendak in Serooskerke.
Burgemeester en Wethouders van Se
rooskerke schreven in 1946 dat de
klankborden een zeer ongunstige stand
hadden en dat een toog was dichtgemet
seld. Er werd gevraagd betere klankbor
den aan te brengen en de toog weer
open te maken.
De firma Eysbouts in Asten schreef
B&W dat het zoute water een ernstige
roestwerking aan de uurwerkinstallaties
had veroorzaakt; het uurwerk diende
spoedig schoongemaakt te worden.
Gedurende de evacuatie van de bevol
king, getuige een bericht van 25 oktober
1947, was de toren beschadigd ten
gevolge van het als schietschijf gebrui
ken van de torenhaan. Een nieuwe kope
ren haan zou, na het afhalen van het
oude restant, 149- moeten kosten.
Tijdens de bezetting waren de luidbel en
het klokkentouw uit de toren geroofd,
waarbij de houten klokkenstoel ernstig
beschadigd was. Na de bevrijding kwam
de luidbel terug. Een nieuwe koperen
haan kostte 60,-.u
De Ramp van 1953
Schouwen-Duiveland kreeg nogmaals te
maken met een catastrofe in de vorm
van de Watersnoodramp van 1 februari
1953, die uiteindelijk zou leiden tot een
restauratie onder leiding van architect
M.J.J. van Beveren.
Hier volgt een beschrijving uit de fotore
portage van dominee F. van der Grift:
"Op een foto vóór de Ramp van een
schilderijtje zien wij dat de kerk was
'gestreken' en crème gekleurd en met
pannen gedekt; de consistorie had gele
bakstenen muren met oud Hollandse
rode pannen. De toren stond bovenaan