16 de spits en het fijne profiel met de inge metselde spiegels en de galmgaten in de laatste geleding. Het schip Op 15 december 1953 schreef de Rijks dienst voor de Monumentenzorg aan ds. F. van der Grift, Nederlands-hervormd predikant te Serooskerke, dat spoedig maatregelen tot behoud van kerk en toren zouden worden genomen. Er werd aangedrongen op het laten schoonma ken van de kerkruimte om een beter overzicht te krijgen van de schade aan het gebouw. Op 1 februari 1954 verklaarde het Ram penfonds zich bereid hulp te bieden aan de kerkvoogdij, wier exploitatie door de watersnood niet meer sluitend was. Op de begroting stond een noodkerk voor 75 personen: koopsom barak 3.000,-, licht en schilderwerk 1.100,-, tezamen 4.100,-. In het rapport over de watersnoodscha- de aan de inventaris werd gemeld dat de banken in het middenvak naar voren waren gedreven en dat de vloer niet meer te vinden was. De Bouw- en Restauratiecommissie besloot op 5 mei 1954 tot vergroting van de consistorie zodat deze kon dienen als noodkerk. Op 13 augustus 1954 werd de begroting opgesteld. Hieruit blijkt dat de preekstoel hersteld zou worden en in de boenwas gezet. De banken in de tuin zouden eveneens hersteld en terugge plaatst worden. Totale kosten: 180,-. Het losmaken en weer plaatsen van de banken in het schip langs de zuid- en de noordgevel, 26 zitplaatsen, werd ge raamd op 390,-. Andere posten waren: het herstellen van de banken tegen de westgevel met 44 zitplaatsen, 440,-; schilderwerk, 920,-; architectkosten en diversen, 3.400,-. Hieruit blijkt dat men het interieur wilde herstellen zoals het er vóór de Ramp had uitgezien. Bestek en voorwaarden voor de rest van de kerk werden door Van Beveren in oktober 1954 opgesteld. Er zou van gewapend beton een kelder voor de cen trale verwarming worden gemaakt. Voorts zou herstel en/of vernieuwing van het meubilair, de orgelgaanderij, de preekstoel, de banken enzovoorts plaatsvinden. De borstwering met togen boven de ramen aan de beide gevels moest afgebroken worden, evenals een groot deel van de gevels van de consis torie. De uitbouwen aan de zuidgevel Interieur naar het oosten. Het geeft een goed beeld van de ravage die in 1953 door de Watersnoodramp werd aangericht. De preekstoel uit de zeventiende eeuw heeft de Ramp overleefd. (Collectie Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist, september 1954)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2006 | | pagina 20