23 invloed van de gilden. Op den duur werden de meeste orgels aan de west muur opgehangen. Een enkele maal vernemen we iets over het gebruik van het orgel. In Zicrikzee kreeg de organist in 1450 opdracht om te spelen "onder beijde die vespren on der die vroechmisse ende onder die hoechmisse"."'; De instructie van de organist van de Sint Maartens- en Pie terskerk in Middelburg luidde in 1508 dat hij op hoogtijdagen en bijzondere heiligendagen het grote orgel moest be spelen en in gewone missen het kleine orgel.™ Het Niehoff-orgel in Goes werd behalve in de liturgie van de hoogmis ook door gilden bij bijzondere gelegen heden gebruikt. Zo vermeldt de reke ning van het severijns- of weversgilde voor J570 de post: "Noch zoo quam Zeverinusdage op den zondagh zoo heb ben wij de hoochmisse laten zinghen met muzycke koorzang] ende de groote cloucke laten luijen ende den nieuwe orgele laten spelen. Banken in het koor Reeds in het Vroege Christendom ont stond de gewoonte om voor het ge meenschappelijk gebed in de kerk vaste uren aan te houden. Op den duur groei de dit getijdengebed uit tot een achtdelig officie, met als belangrijkste onderdelen de lauden bij het opgaan van de zon en de vespers aan het einde van cie middag. Daartussen werden de prime, terts, sext en noen gebeden. Verder werden in de vroege ochtend de metten gebeden en op het eerste uur van de nacht de com pleten. Vanaf de vroege Middeleeuwen werden de getijden gebeden in kloosterkerken en kerken waaraan een kapittel verbon den was. Dit is een groep geestelijken die tot taak hadden de verschillende onderdelen van de eredienst te vervullen, waaronder het koorgebed. Aanvankelijk betrof dit naast de kloosterkerken bijna uitsluitend de bisschopskerken, maar op den duur ontstonden er ook kapittels in niet-kathedrale kerken. Deze worden vanwege hun college van geestelijken aangeduid als collegiale kerken, en ze kwamen zowel in steden als op het plat teland voor. Vooral in de veertiende en vijftiende eeuw werden veel collegiale kapittels gesticht door plaatselijke heren die daartoe aan hun kerk beneficies ver bonden, vaste inkomsten waarvan de geestelijken konden bestaan.- Ten behoeve van het koorgebed kwam een speciaal banktype tot ontwikkeling, de koorbank. Deze bestaat uit een rij zit plaatsen die gescheiden worden door tussenstukken die vaak de vorm hebben van kleine zuiltjes met een handknop. Aan de bovenzijde lopen ze uit op arm- steunen waarop de staande geestelijken tijdens de lange gebeden met de armen konden rusten. Onder in de rug werden ze gesteund door de klampen op de on derkant van de zitbankjes die omhoog- geklapt kunnen worden. Aan de voorzij de van de plaatsen bevindt zich een schot met een plank voor de koorboe ken. De kerk in Kapelle is nog in het bezit van twee koorbanken, beide met zes zit plaatsen. Het voorschot van de banken is ingedeeld in acht panelen die alle voor zien zijn van laatgotisch snijwerk. Voor tweederde bestaat dit uit vijf smalle hoge spitsboognissen met traceerwerk. In het bovenste deel is een cirkel met traceer werk aangebracht binnen een ezelsrug- boog, die weer geflankeerd wordt door uiterst smalle nisjes. In Kapelle werd een kapittel gesticht in 1503 en de banken zullen niet lang daarna gemaakt zijn. Ze staan niet meer op hun oorspronkelijke plaats in het koor maar zijn opgesteld tegen de noordmuur van het noordkoor. Boven: Kapelle. Koorbank, begin zestiende eeuw. Linksonder: Kapelle. Paneel met gotisch tra ceerwerk op de koorbank. Rechtsonder: Kapelle. Zitplaatsen voor de geestelijken in de koorbank. Het voetenbankje is nieuw. Nu in het verlengde van elkaar en dus niet meer in de oude situatie van tegen over elkaar.7' In Nisse staat tegen de noordmuur van het koor een lange bank die ook ge maakt werd omstreeks 1500. Hij heeft gotisch paneelwerk in het voorschot, op

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2006 | | pagina 23