4 brood dat bij de eucharistieviering was geconsacreerd, te bewaren. Dit gebruik wordt aangeduid met de term 'reserva tie'. Het bewaren van dit brood diende mede om het te kunnen uitreiken aan zieken en stervenden thuis. Volgens de leer der kerk is Christus zelf aanwezig in de gestalte van brood en wijn en de geconsacreerde hostie dient als het lichaam des Heren dan ook met zorg en eerbied behandeld te worden.' Oorspronkelijk werd de hostie in kost bare doosjes door gelovigen en priesters thuis bewaard, maar reeds in de zesde eeuw gebeurde dit in nevenruimten van de kerk en sedert liet begin van de negende eeuw in de kerk zelf, en dan bij voorkeur op het altaar. De hostie werd daarbij opgeborgen in vaatwerk dat vaak kostbaar was uitgevoerd, meestal in de vorm van een pyxis, een ronde of veel zijdige metalen bus.5 In I2i5 bepaalde het vierde Lateraanse Concilie dat de theologische gedachte van de Transsubstantiatie, de wezensver andering van de elementen brood en wijn in het lichaam en bloed van Chris tus tijdens de eucharistische viering, voortaan als dogma zou gelden. Het concilie voegde daaraan het decreet toe dat de hostie achter slot en grendel be waard moest worden om schennis en diefstal van het sacrament te voorkomen. Omtrent de concrete vormgeving van de bewaarplaats gaf het concilie geen aan wijzingen, maar men wist uit ervaring dat een nis in de muur van de kerk waarvan het deurtje met een slot afgeslo ten kan worden, een veilige plaats is. Sinds de dertiende eeuw is dit het meest gebruikelijke systeem. De plaats van de muurnis of wandtabemakel was als regel de noordzijde van het koor. Dit betrof niet meer dan een gewoonte want voor schriften daartoe heeft de kerk nooit ge geven. De opvatting ten aanzien van de eucha ristie verschoof in de loop der tijd van de gemeenschappelijke viering van het dankoffer naar de individuele beleving van de genadekracht van het sacrament. Christus werd niet alleen reëel aanwezig geacht tijdens de misviering, maar ook gedurende de hele tijd dat de gewijde hostie wordt bewaard. Daaruit ontwik kelde zich een sterke verering van het sacrament, die gestimuleerd werd door de toenemende behoefte van de middel eeuwer om het heilige te zien en te voe len.'' Dit komt vooral naar voren in de elevatie waarbij de priester tijdens de mis de gewijde hostie omhoog houdt om hem aan het kerkvolk te laten zien. An dere illustraties van deze ontwikkeling zijn de begeleiding met licht en bel van de priester die de communie naar zieken brengt, de instelling van het feest van Sacramentsdag in 1264. het gebruik van voudige nis die door zijn plaats herken baar is als sacramentsnis. In Dreischor bevindt zich deze nis in de noordzijde van het vijfzijdig gesloten koor. Hij heeft waarschijnlijk een rijke omlijsting gehad daar men in deze kerk vele fragmenten heeft gevonden van een laatgotisch sacramentshuisje, bestaande de godslamp die op de aanwezigheid van Christus wijst, het ontstaan van broeder schappen van het Heilig Sacrament en eucharistische wonderen."7 Voor het bewaren van de hostie had dit tot gevolg dat de pyxis met een voet werd vergroot tot een ciborie, terwijl in de late Middeleeuwen de hostie zicht baar werd opgesteld in een monstrans. De sacramentsnissen werden voorzien van deurtjes met traliewerk en de kastjes kwamen op den duur uit de muur naar voren. De volgende stap was dat op het kastje een torenachtige bekroning werd aangebracht om de aandacht van de gelovige te trekken en om het sacrament te benadrukken. Het laatste stadium is een sacramentstoren, hetzij tegen de muur, hetzij geheel vrijstaand. In Zeeland slechts enkele eenvoudige sacramentsnissen Het was in de Middeleeuwen tamelijk gebruikelijk om bij dorpskerken in de noordmuur van het koor een nis aan te brengen die diende voor de bewaring van de geconsacreerde hostie, en in de meeste streken van ons land bleef daar van een aantal bewaard. In Zeeland durf ik maar drie als zodanig aan te wijzen, en dat is op 37 koorpartijen erg weinig. Twee of drie kerken hebben een een Noordgouwe. Links de sacramentsnis met late re houtbekleding. Vervolgens twee bergnissen met korfboog. Het vierkante nisje kan een ampullennis zijn. Geheel rechts de piscina. De lage nis links van de piscina kan als 'heilig putje' gediend hebben. uit zeer rijk en fijn beeldhouwwerk." Deze werden gevonden in de sacristie maar een sacramentshuis in die ruimte is onwaarschijnlijk. In Noordgouwe is de nis aangebracht op de grens van de noordmimr van het koor en het noord oostelijke sluitingsvak, een oplossing die men ook aantreft in Oudkarspel en Warmenhuizen bij Alkmaar. Het koor in Noordgouwe dateert uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. De nis is met nieuw hout bekleed. Het is verder zeer waarschijnlijk dat zich ook nog een sacramentsnis bevindt in het koor van Nieuwerkerk. Hier zijn de wanden tot ca. 2,50 m hoogte bedekt door banken met een hoog achterschot, maar op één plaats steekt de ronde boog van een nis boven dat schot uit en dat juist op de zelfde plaats als in Noordgouwe: de aan sluiting van de noordmuur bij de noord oostelijke zijde van de sluiting. Dit koor werd gebouwd rond 1500.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2006 | | pagina 4