(f as ffli(föm»r watmmwu mm 7 rechts: "foetus cibus viatorum" (is ge worden tot voedsel van reizigers, of: spijs van pelgrims). Deze tekst werd in de Middeleeuwen vaak aangebracht op of bij sacramentshuizen. Het is een zin uit de door Thomas van Aquino (1224- 1274) geschreven sequentia Lctuda Sion Stilval ore 111 van Sacramentsdag. Boven de scheiboog is in grote gotische letters ook een tekst aangebracht, die echter onlees baar is geworden. De schilderingen wer den waarschijnlijk aangebracht tussen 1550 en 1570, gelet op de bouwgeschie denis van de kerk en de overeenkomst met gelijksoortige schilderingen in Bergen op Zoom.'7 Door deze voorstellingen weten we dat in Tholen tussen beide zuilen een sacra mentshuis heeft gestaan, gelet op soort gelijke voorstellingen elders. In de Bavo- kerk in Haarlem zijn op de scheiboog tussen de noordoostelijke zuilen van het koor acht engelen met teksten geschil derd die betrekking hebben op het eucharistisch sacrament.'s In 1430 werd in de Bavokerk een nieuw sacraments huis gebouwd en waarschijnlijk dateren de engelen uit die tijd. In de Nieuwe Kerk in Amsterdam zijn op de noordoos telijke pijlers engelen met wierookvaten geschilderd terwijl andere engelen musiceren. Op deze wijze brachten zij hulde aan het heilig sacrament. Over de betekenis van kelken en lamme ren in Tholen hoeft dan ook geen twijfel te bestaan. Tholen past met deze symbolen in een patroon dat we vooral in Z11 idwest-Nederland aantreffen Kelken en lammeren vinden we in de Sint Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, de Onze- Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen, de Grote Kerk in Breda (alleen kelken), de Grote Kerk in Goes en waarschijnlijk ook Brouwershaven. In Goes vond men in 1889 op een zuil van het koor een schildering van een miskelk met hostie, waarvan we alleen nog een schets bezit ten."' In Brouwershaven vond men in 1880 in de kooromgang een schildering van engelen met een opschrift." Situatie in andere Zeeuwse kerken ln het voorgaande zijn gegevens naar voren gebracht over acht Zeeuwse ker ken, en de vraag rijst hoe de situatie in de andere kerken was. Waarschijnlijk hadden de meeste kerken een sacra mentshuis in de vorm van een kleine ot grote kast of toren, aan de muur beves tigd of vrijstaand. Ze konden zowel van hout als van steen gemaakt zijn. Ze wer den bij de Reformatie alle opgeruimd, waarbij van houten bouwsels geen resten bewaard bleven maar wel van stenen exemplaren. Reeds genoemd zijn de res ten in Dreischor. Ook elders vond men fragmenten van beeldhouwwerk die het meest doen denken aan een sacraments huis. Dit betreft 's-Gravenpolder, Ivloe- tinge, Tholen en Brouwershaven."' Vooral de situatie van 's-Gravenpolder is van belang want het betreft een eenvou dige dorpskerk, wel met dwarspanden maar zonder zijbeuken. De piscina Rond 1450 maakte een onbekende kun stenaar in Utrecht een serie tekeningen van liturgische rituelen. Een daarvan betreft de handwassing van de priester. Twee geestelijken voor een altaar. De linker giet uit een kan water of wijn in een ampul. De rechter giet boven een piscina water uit een lavaboketel over zijn rechterhand. Minia tuur Universiteitsbibliotheek Utrecht, ca. 1450. We zien op de voorstelling twee geeste lijken voor een altaar. De linker giet uit een kan water of wijn in een ampul. De rechter giet water uit een ketel over zijn rechterhand. Hij doet dat boven een gootsteentje ot waterbekken van rode natuursteen. Dit bekken bleef met name in Groningen in veel kerken bewaard. Het zit in een nis in de muur van het koor en die nis wordt aangeduid met de naam piscina. Functie als wasbekken Volgens kerkelijk voorschrift was in iedere kerk een wasbekken aanwezig voor de handwassing van de priester vóór de mis en voor de reiniging van zijn vingers en van het gewijde vaatwerk na de communie. Dit bekken bevond zich als regel in de muur naast het altaar en had een afvoer naar buiten waardoor het water op de gewijde grond van het kerkhof terechtkwam. De naam piscina is het Latijnse woord voor waterbekken. De handwassing bij het begin van de mis heeft vooral een symbolische betekenis. Het is een gebaar van zuiverheid bij nadering van het heilige en een teken van innerlijke reinheid. Reeds in het Oude Testament treffen we dit gebaar aan, bijvoorbeeld in Psalm 26:6: "Ik was mijn handen in onschuld, en maak den omgang 0111 uw altaar o Here." Het eer ste woord van deze tekst, die door de priester bij de handwassing werd gebe den, is in het iatijn lavabo en dat wordt op den duur ook wel de naam van het bekken (en in Frankrijk zelfs van een gewone wasbak). Tot de twaalfde eeuw vonden beide handelingen in hetzelfde bekken plaats, maar in 1204 bepaalde paus Innocentius 111 dat hiervoor twee verschillende bekkens gebruikt moesten wor den. Hij vond het ongepast dat het water dat al eerder gebruikt was om de handen ot vingers van de priester te wassen, ver mengd werd met het water dat diende om na de communie de vingers en de kelk te reinigen. Het laatste zou nog enkele resten van de hostie kunnen bevatten of naar de geconsacreerde wijn kunnen smaken. Innocentius gaf er de voorkeur aan dat de priester dit laatste water zou opdrin ken, maar bij veel priesters wekte dat tegenzin en daarom moesten er twee bekkens aanwezig zijn. In de loop der tijd werd het gebruikelijk om de vingers en de kelk te reinigen met wijn, de ablu tiewijn. en deze ook op te drinken. Daarmee verviel de noodzaak van twee bekkens. In de late Middeleeuwen kwam de gewoonte in zwang dat de priester bij het begin van de mis (symbolisch) zijn vingers reinigde met behulp van een kan

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2006 | | pagina 7