9
ring volledig in. Daarnaast was er domi
nee Dirk Kaas, sedert 1763 in Goes, een
man met groot gezag en "uitnemende
predikgaven".
Zij beiden hadden, zo lezen wij bij
dominee Josua van Iperen, "met onder
ling overleg, de snaaren daar toe gesteld,
en, onder de hand, de Burgery tot het
aanneemen van eene korte zangwyze en
van geschikte tusschenpozingen, achter
eiken zangregel, toebereid; en tefFens de
Liefhebbers van het zingen aangespoord
om zich te oeftenen in verrukkelijke
Gezangen en Geestelyke Liedekens, ook
in de Psalmen, volgens de nieuwerwet-
sche toonbuigingen en de vier stemmen,
op noten gesteld; ten einde dezelve, by
het uitgaan van de dienst, op en met het
Orgel, aan te heften."1 Zowel Van de
Spiegel als dominee Kaas waren, los van
de invoering van de nieuwe psalmberij
ming, overtuigde voorstanders van het
gebruik van het orgel in de eredienst.
Dankzij dominee Josua van Iperen zijn
wij goed op de hoogte van het verloop
van de dienst in de Grote of Maria Mag-
dalenakerk op zondagmorgen 30 oktober
1774, de grote dag van de invoering van
de nieuwe psalmberijming: "de hartver-
lustigende plegtigheid liep ten einde met
een heerlijk Concert, in 't welk alle de
Zang- en Speeltoonen zich vereenigden,
tot ongemeen en algemeen genoegen
der Toehoorders, die, in eene groote
menigte, en uit de stad en uit de omlig
gende dorpen waren toegevloeid."'1
Het zal geen toeval geweest zijn dat de
predikbeurt op zondagmorgen 30 okto
ber werd vervuld door dominee Kaas.
De predikant sprak in deze dienst over
"het heilig gebruik van zang en speel
kunst in de openbare Godsdienst der
Christenen".
Het grote belang dat de stadsregering
van Goes had bij een vlekkeloze invoe
ring van de nieuwe psalmberijming vin
den we vertolkt in de notulen van de
vergaderingen van burgemeesters en
raden van 10 september en 22 oktober
1774: en om de gemeente door de
meest kragtige en bekwaamste drang
redenen op te wekken, ten einde een
ieder, die het noch niet gedaan heeft,
zich voorzie van een psalmboek om in
staat te zijn deze Nieuw berijmde Psal
men tot algemeene stigtinge te kunnen
medezingen." In de notulen van de ver
gaderingen van de kerkenraad, eveneens
gehouden op 10 september en 22 okto
ber, is de tekst van de besluiten van de
stadsregering weergegeven. De opvattin
gen van de stadsregering kregen de vol
ledige steun van de zijde van de kerken
raad/'
Een jaar later kreeg het orgelgebruik in
Goes nog een extra dimensie. Op 18
november 1775 stelde dominee Kaas in
de Gasthuiskerk, die tot die tijd van een
dergelijk instrument verstoken was ge
bleven, een orgel in gebruik. Het was
een geschenk van de rijke koopman
Huibert Jan de Heere/
I11 de dorpen in de wijde omtrek van
Goes bleef het rustig. De dorpelingen
waren sinds mensenheugenis georiën
teerd op de 'stad', zoals Goes altijd werd
genoemd. Ze kwamen er tijdens de dins
dagse markt voor zaken en om het be
langrijke nieuws te vernemen, om bood
schappen te doen, om familie en vrien
den van elders te ontmoeten en om de
herbergen en de kwakzalvers te bezoe
ken. Eenmaal per jaar trokken ze massaal
naar stad. Dat was in augustus, op de
laatste dinsdag van de kermis. Knechts,
dienstmeiden en arbeiders, iedereen had
daar vrij voor. Ze hadden er alJe vrede
mee dat hun dorp in het economisch en
maatschappelijk bestel een bescheiden
plaats innam en dat ze het in hun over
wegend sobere en bescheiden dorpsker
ken zonder orgel moesten doen. Er
waren er trouwens veel die een orgel in
de kerkdienst veel te frivool vonden.
Mr. L.P. van de Spiegel. (Gravure door R.
Vinkeles, naar een schilderij van P. Oets)
Het was tot daar aan toe dat dit in de
stadskerken gebruikelijk was. In veel van
de dorpskerken kwam het gebruik van
de nieuwe psalmberijming pas na ver
loop van jaren van de grond. Het hing
vaak af van een al of niet vooruitstreven
de predikant en van de hardnekkigheid
van de kerkmeesters en de kerkenraad.
Baarland, 1786
Ten tijde van de invoering van de nieu
we psalmberijming was het dorp Baar
land al geruime tijd geen schaduw meer
van wat het geweest was. Het beeld dat
Smallegange tegen het eind van de zeven
tiende eeuw in zijn bekende kroniek
schetste, dat van "een groot en heerlijk
dorp", bevatte toen hij dit schreef nog
nauwelijks een kern van waarheid. Voor
de bloeitijd van Baarland moeten we
terug naar de late Middeleeuwen, toen
het in economisch opzicht voor de wind
ging. Een belangrijke oorzaak hiervan
was het privilege van 1 juni 1394, waar
bij hertog Albrecht van Beijeren aan het
dorp toestemming gaf om op maandag
een wekelijkse marktdag te houden. De
inwoners van de hele ambachtsheerlijk
heid, die de parochies Baarland, Oude-
lande en Bakendorp omvatte, werd ver
boden 0111 hun goederen buitenom deze
markt te verhandelen. I11 de vijftiende
eeuw werd het privilege met andere uit
gebreid. Traditioneel werd vanuit Baar
land een overwicht op de beide andere
parochies nagestreefd. Een proces tussen
de ingezetenen van Baarland en die van
Oudelande, in 1509 gevoerd voor het
Hof van Holland, laat zien hoe Oude
lande zich in het begin van de zestiende
eeuw hiervan wilde bevrijden.
De allure die het dorp had, kwam duide
lijk tot uitdrukking in de omvang van
het kerkgebouw. De aan Sint Maarten
gewijde driebeukige hallenkerk, die in
1533 voor een groot deel door brand
was verwoest en daarna was hersteld, was
groter en voornamer dan de dorpskerken
in de omgeving. Behalve het hoofdaltaar
waren er nog vijf altaren in de kerk.
Ook het feit dat Baarland een kerk met
twee pastoorsplaatsen was, duidt op het
belang van deze kerk.
Toen bij het officiële begin van de
Reformatie op Zuid-Beveland op 1
december 1578 op zeven dorpen een
predikant werd benoemd, was Baarland
daar één van. Maar daarna was het stap
voor stap bergafwaarts gegaan. De kerk
ruimte werd gaandeweg veel te groot