De politieke boodschap van het gebrandschilderde raam
in de hervormde kerk van Burgh dr. Aarnoud van der Deijl
4
Inleiding
In 1999 was ik als predikant betrokken
bij de reconstructie van het gebrandschil
derde raam in de hervormde kerk van
Burgh. Het oorspronkelijke raam uit
1676 was bij een brand in 1924 verloren
gegaan, maar kon in 1999, dankzij de in
zet van een groep gemeenteleden, door
de glazenier Stef Hagemeier worden ge
reconstrueerd. Het was deze Stef Hage
meier die door voortreffelijk research-
werk had achterhaald dat dezelfde zeven-
tiende-eeuwse glazenier Comelis van
Barlaer in Biervliet in 1660 ramen had
vervaardigd met een vergelijkbare the
matiek. Deze ramen verschaften hem
essentiële informatie, omdat van het oor
spronkelijke raam in Burgh slechts een
zwart-witfoto restte. Zwarte vlekken
boven in het raam bijvoorbeeld
konden werkelijk zwart zijn ge
weest, maar gezien de ongevoe
ligheid van fotografisch materiaal
voor rood licht, evengoed rood
of oranje. Dankzij de ramen in
Biervliet kon Stef Hagemeier
vaststellen dat het om 'appeltjes
van oranje' moest gaan. Ook
voor de rest van de kleuren wa
ren de ramen uit Biervliet van
groot belang. Zo kon worden
achterhaald dat de band die op
het raam de steden van Zeeland
met elkaar verbindt, ook wel
oranje moest zijn.
De heer Hagemeier kon ook met
behulp van de computer de
zwart-witfoto sterk vergroten en
er zo achterkomen dat onder in
het raam twee bijbelteksten staan
vermeld: "Gij Kinderen Gevet de
Heere de eer Zijns Naems"
(Psalm 29:1 en 2) en "de Priesters
en levyten en Weecken Niet van
het Gebodt des Conincx" (2
Kronieken 8:15).
Deze laatste tekst uit Kronieken
wekte bij mij direct de indruk dat hier
mee iets werd gezegd over de verhou
ding tussen kerk en staat: de kerk (pries
ters en levieten) heeft zich te voegen
naar de staat (het gebod van de koning).
Was de kerk van Burgh niet gebouwd in
de woelige jaren 1671-1674jaren
waarin niet alleen de verhouding tussen
kerk en staat, maar bovenal de positie
van de Oranjes sterk ter discussie stond?
Was het niet uitgerekend in het rampjaar
1672 dat er een einde kwam aan het eer
ste stadhouderloze tijdperk en de Oranjes
in hun rechten werden hersteld? Was het
over deze toentertijd actuele thema's dat
de makers van dit raam een uitspraak
wilden doen? Wat was de boodschap van
dit raam geweest? Ik wil in dit artikel
een poging doen om dit raam te 'lezen'
binnen de context van zijn tijd.
De woelige jaren 1648-1672
De periode tussen het einde van de Tach
tigjarige Oorlog in 1648 en het begin van
de Franse bezetting door Lode wijk xiv
Het in 1999 geplaatste raam in de hervormde
kerk te Burgh. (Foto Martin J. Stoop, Tilburg)
in 1672, is een periode geweest die zeer
woelig en cruciaal is geweest voor Neder
land (de Republiek der Verenigde Pro
vinciën). Niet alleen werden in die peri
ode tussen de twee genoemde oorlogen
ook nog eens twee oorlogen met Enge
land uitgevochten (1652-1654 en 1664-
1667) waarin onze Michiel de Ruyter
zijn glorieuze rol speelde, maar ook bin
nenslands deden allerlei tegenstellingen
zich gelden. Zo was er de controverse
tussen orangisten en liberale regenten,
zoals Johan de Witt. Maar er waren
meer tegenstellingen: contraremonstran
ten stonden tegenover remonstranten,
preciezen tegenover rekkelijken, voetia-
nen tegenover coccejanen. Vaak stonden
Zeeland en Holland als de twee mach
tigste provincies elk langs een andere
kant van een van deze scheidslijnen:
Zeeland aan de rechtzinnige, orangisti-
sche kant en Holland aan de rekkelijke
en republikeinse kant. Econo
mische belangen speelden hierin
mee: Zeeland had vaak meer
baat bij oorlog dan bij vrede,
omdat oorlog veelal betekende
dat er kaapvaart mocht worden
bedreven en dat de concurre
rende Vlaamse havens onbereik
baar werden. Niet voor niets
verzette Zeeland zich in 1648
als enige provincie tegen de
Vrede van Munster.
Het is logisch dat Holland als
machtigste provincie niet direct
belang had bij een bovenpartij-
dige stadhouder. Even logisch is
het dan dat de op een na mach
tigste provincie juist wel weer
haar hoop stelt op een stadhou
der als tegenwicht tegen de
overmacht van Holland. Toch
waren er ook in Holland oran-
gistische steden, zoals Leiden,
en hadden de regenten in Zee
land soms ook liberale sympa
thieën. I11 elk geval waren ook
Zeeuwse regenten soms beducht
voor een te grote macht van de
Oranjes.
De genoemde tegenstellingen raakten
soms gecompliceerd door andere. Zo
waren de vele vluchtelingen uit Frank
rijk en de zuidelijke Nederlanden die in
Zeeland waren neergestreken, vaak min-