13 veel betere akoestiek dan bij stenen ge welven. Een hoogst belangrijk nadeel is evenwel de brandbaarheid. Bij de overwelving in hout verenigde men overkapping en gewelf tot één con structie. Het is begrijpelijk dat men daar bij, zoals dat ook bij overwelvingen in steen het geval was, in een aantal van deze kerken bepaalde elementen met beeldbouwwerk versierde. De beelden waar het in dit artikel over gaat, kunnen we beschouwen als vertalingen in hout van wat in de steenarchitectuur gebrui kelijk was. Kapconstructie De houten tongewelfconstructie in een kerk is opgebouwd uit een reeks zware gebinten die op regelmatige afstand van elkaar zijn aangebracht, met daartussen minder zwaar uitgevoerde sporenparen of gespannen. Het zijn deze kapgebinten die voor de boogvorm of spitsboogvonn zorgen en naargelang worden deze dan ook booggebint of spitsbooggebint ge noemd. Tot de boogvorm is men geko men door aan de basisdriehoek van een gespan twee verstevigende elementen toe te voegen, korbelen en standzonen. Deze laatste worden ook wel kromme stijlen genoemd omdat hier bij voorkeur enigszins gekromde elementen voor werden gebruikt. Een korbeel verbindt de spoor met de hanenbalk, de standzoon verbindt de spoor met de bin nenste muurplaat of voorlijst. Door de lijn vervolgens vloei end te maken was het tonge welf een feit. De binnenzijde van de kap werd met planken bekleed. Deze bekleding of beschieting vond meestal zo'n twintig of dertig jaar na het gereedkomen van de constructie plaats, waar schijnlijk omdat dan het hout van de kap was uitgewerkt. Sommige ruimtes kregen nooit een gewelfbeschot, maar be hielden hun 'ziende' kap. Vaak zijn de (spits)booggebin- ten zichtbaar gemaakt door ze voor een deel onder de gewelf- beschieting te laten uitsteken. De gewelfribben die zo ont stonden werden mooi rond bijgeschaafd en van een profilering voorzien. Om de druk van de kap te verdelen zijn de standzonen in veel gevallen doorgetrok Verspreiding gewelfsculptuur in West-Neder land. In de onderstreepte plaatsen zijn kerk en/of beelden ondertussen verdwenen. (Bulletin Stichting Oude Hollandse Kerken, nr. 54) delen werden met pennen aan elkaar bevestigd. In eenbeukige kerken konden trekbalken soms achterwege blijven. Wel waren externe steunberen noodzakelijk om het uitwijken van de muren te voor komen. De houten beelden zijn te onderscheiden in schraagbeelden en schalkbeelden. De beelden die gestoken zijn uit de langs de muur doorgetrokken standzonen, noe men we schraagbeelden. Schalkbeelden zijn gestoken uit de onder de standzonen geplaatste muurstijlen. Verspreidingsgebied en ouderdom Voor zover bekend werd in onze streken in het Vlaamse Damme, iets ten noorden van Brugge, het driebeukige koor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk als een van de eerste van tongewelven voorzien. Dat gebeurde omstreeks 1270. Om de muren bijeen te houden werden vier trekbalken met korbelen, sleutelstukken en muur stijlen aangebracht. Uit de muurstijlen onder de korbelen werden acht apostel beelden gesneden. Verder bevinden zich in deze kerk zes gesneden gewelfschotels in vierpasvorm. Het is de oudst bekende houtsculptuur aan kapconstructies die in de Nederlanden bewaard is gebleven. De oudste beelden in ons land zijn te vinden in de Oude Kerk en in de Buitenvaarderskapel te Am sterdam. Ze dateren uit om streeks 1370. De houtsculp tuur in de Hollandse kerken is veel minder dan die in de Zeeuwse kerken op het zui den georiënteerd. Gewelfsculptuur blijkt in alle kerktypen voor te komen, van eenbeukige kapel tot grote kruisbasiliek. In het hele westen van Nederland zijn her en der kerken en kapellen met dergelijke kap versierin gen te vinden. Toch zijn er opvallende concentraties. In Noord-Holland is dat vooral in en rond Amsterdam en in West-Friesland, in Zeeland vinden we verreweg de mees te gewelfbeelden in de kerken op Zuid-Beveland. Voor het overige komen ze maar hier en daar voor. Het lijkt dan ook vooral een regionaal gebruik te zijn geweest, waarbij men de kunst van elkaar moet hebben afgekeken. Een meer plausibele verklaring voor dit ver ken langs de muur en in feite zichtbaar als verlengde gewelfribben (zie afbeel ding op bladzijde 12). Een andere oplossing voor de drukver- deling was het aanbrengen van muurstij len onder de standzonen. Daartussen werd een vooruitstekend hout, het blok keel, geplaatst. De verschillende onder- Damme, apostelbeeld. (Foto Joh. Eckhardt)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2008 | | pagina 13