15 Vormgeving De bouwmeester bepaalde, uitgaande van de opdracht die hij van de stichter(s) van de kerk of van de kerkmeesters had gekregen, omvang en vorm van het nieuwe kerkgebouw of van de gewenste uitbreiding of verbouwing. Hierbij moest hij tot in ieder detail van het ge bouw opereren binnen de richtlijnen die de symboliek aan het kerkgebouw en aan het gebruik hiervan stelde. De bouwmeester maakte het bestek aan de hand waarvan de uitvoerders hun werk konden doen. leder detail, zoals zwaarte en vormgeving, lengte en breedte van alle onderdelen, was nauwkeurig in het bestek omschreven. De meester-timmer- man maakte de stukken hout met de bij behorende kaponderdelen pasklaar, waarna de beeldsnijder zijn werkstuk uit de stijl kon snijden. Aan de beeldsnijder werden bij zijn werk grote beperkingen opgelegd. Hij was ge bonden aan een stuk hout van ongeveer 25 cm in het vierkant en hierbinnen moest hij zonder de indruk te wekken dat het in elkaar gedrongen of bekrom pen was het totale beeld plaatsen. Alle lichaamsdelen en attributen moesten bin nen de gegeven omtreksvorm van het hout blijven. Voor het merendeel hebben de uit één stuk gesneden beelden een hoogte van ongeveer S5 cm. Ze staan in nissen, van voren en aan beide zijden vrij, rustend op een console, met de rug tegen de achterwand leunend en van boven door een baldakijn afgedekt. De ellebogen van de figuren zijn strak tegen de achterwand gedrukt, de armen zijn sterk gebogen, de handen naar binnen gekeerd. Er is over het algemeen weinig rekening gehouden met de hoge plaatsing van de figuren. Bijna altijd is hun blik naargelang hun plaats frontaal of diagonaal gericht. De figuren vertonen daardoor geen houding die vanaf de grond bekeken het meest voordelig is. Plet feit echter dat ze een harmonische eenheid vormen met de architectuur van het gewelf en daarmee van het hele ge bouw, levert het bewijs van het meester schap van de beeldsnijder. Er is zonder meer sprake van monumentaal beeld houwwerk. Kleurrijke beelden De kerken waren gebouwen waar de christelijke leer werd verkondigd, maar die werd voor de middeleeuwse bevol king, die voor het merendeel niet kon lezen, als extra dimensie vooral gevisuali seerd. Wat het oog waarneemt wordt nu eenmaal het scherpst in het geheugen gegrift. Daarbij moeten we bedenken dat alles in de kerk kleurrijk was. De hout sculptuur was dan ook in vrijwel alle gevallen veelkleurig beschilderd (gepoly- Kapelle, detailopname van een van de apos telbeelden. (foto H. Janse, RDMZ) chromeerd). Dit gold zeker voor de late Middeleeuwen De kleur gaf de sculptuur een zeker rea lisme en verhoogde de mogelijkheid tot identificatie met het voorgestelde. Schit tering en pracht in dienst van het heilige voerden de boventoon. Dit werd niet alleen bereikt door vergulding, maar ook door toepassing van kleuren die uit zeer kostbare materialen werden verkregen. Uit archiefbronnen is bekend dat men voor de beschildering van een beeld vaak meer betaalde dan voor het snijden.' Beelden in de Zeeuwse kerken Om te beginnen de Sint Hübertuskerk te Nisse. Hier zijn onder de kap van het koor op de doorlopende standzonen twaalf apostelbeelden uitgesneden. De 85 cm hoge beelden staan op een geribde console en zijn alle nog herkenbaar aan hun attributen. Vanuit het noordwesten van het koor dat is linksachter zien we rondgaande achtereenvolgens Simon met een zaag, Matthias met een helle baard, Jacobus Minor met een vollers- stang, Thomas met een winkelhaak, Andreas met een x-vormig kruis. Petrus met een sleutel, Johannes met een gif beker, Jacobus Major in pelgrimskledij, Philippus met een kruisstaf, Bartholo- meus met een hakmes, Judas Thaddeus met een knots en Mattheus met een zwaard. Boven ieder beeld is een vier kant baldakijn dat nog de oorspronkelij ke maat van het kaponderdeel laat zien, waaruit de beelden zijn gesneden. Behalve in de vorm van de beelden is de beeltenis van de twaalf apostelen ook aangebracht op gewelfschotels met een doorsnede van 27 cm. Deze zijn beves tigd op de kruising van de ribben. Een grotere gewelfschotel, voorstellende de kroning van Maria, bevindt zich in de koorsluiting, boven de plaats van het altaar. Ten slotte een tweetal gewelfschotels met daarop de wapens van Van Borssele en Van Borssele van Granpré. Deze zijn gerelateerd aan ambachtsheer Hendrik 11 van Borssele van der Veere, die gezien wordt als de opdrachtgever voor het ver groten en verbouwen van de kerk om streeks 1470. Een blijvende herinnering aan zijn nobele daad zal de ambachtsheer zeker op zijn plaats gevonden hebben. Gewelfschotels als in Nisse vinden we in geen enkele andere kerk in Zeeland. De details van de beelden en gewelf schotels en hun onderlinge verschillen zijn beschreven door Jacob Por (1921), die in opdracht van architect H. van der Kloot Meijburg het schilderwerk in de oorspronkelijke toestand terugbracht.' Het schip en de zijbeuken van de Onze- Lieve- Vrouwekerk te Kapelle kregen hun huidige omvang en vorm omstreeks J480. Uitbreiding van de ruimte voor de kerkgangers was toen noodzakelijk, vooral vanwege de toename van de be volking van de welvarende kern Bieze- linge. Tegen de buitenmuren van de zij beuken bevinden zich twaalf kapstijlen met apostelbeelden, waarvan alleen Johannes nog zijn attribuut, de gifbeker, draagt. De overige apostelen hebben een gat in één van de handen, waarin waar schijnlijk een metalen attribuut bevestigd is geweest. De fijn gesneden baldakijnen met gothische motieven zijn afwisselend vierkant en driehoekig van vorm. Tegenover ieder van de apostelen in de zijbeuken is aan het eind van de gebint- balk van het halve tongewelf een frats- kop gesneden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2008 | | pagina 15