4 decennia (van 1929 tot 1969) en beleefde zowat alle stromingen mee die een rol van betekenis vervulden. Maar steeds op een (provinciaals) afstandje. Modern was hij niet, zeker niet in de tijd van zijn opleiding (toen toch Rietveld, Oud, Brinkman en Van der Vlugt, Van Does burg enz. hun bekende werken maak ten), tot op het mo ment dat het onver mijdelijk werd; aan het eind van de jaren vijftig. In die periode was de vraag naar woningen zo groot en de invloed van de 'modernen' zo ge groeid dat de school van de 'traditionelen' (0111 alle verschillen de opvattingen maar even snel in te delen) wel moest inbinden en toegeven dat hun methode niet meer geschikt was voor de nieuwe tijden. Nu had Rothuizen dat al een tijdje eer der ontdekt, misschien wel juist omdat hij in de provincie werkte en dus allang had leren roeien met riemen die minder ver reikten dan in de grote steden. Maar het beeld dat hij schiep met zijn gebou wen, was ondanks de technische ver nieuwingen die hij had gebruikt, toch steeds 'traditioneel' gebleven, dat wil zeggen de gevel opvattend als wand met gaten, gemetseld van baksteen, ruimten geordend aan de hand van de looproutes erdoor of erlangs, zorgvuldig doordachte details, met veel aandacht voor kleine versieringen. Eindjaren vijftig verander de dat dus. En dat zie je al beginnen in de woningen in de Griffioen (uit 1952) en in de pzem-centrale in Vlissingen (1954). Het moderne adagium van licht, lucht en groen begon binnen te treden in de Zeeuwse architectuur; de opbouw van plattegrond en gevels. In 1958, wanneer Rothuizen druk werkt aan het vu-ziekenhuis in Amsterdam, was hij geheel doordrongen van die nieuwe waarden. Het gebouw werd bij voorbeeld geheel als skeletconstructie uitgevoerd. Bij het ziekenhuis hoort ook een kapel, die Rothuizen zo open mogelijk maakte. Vanuit de lange, som bere gangen kontje plotseling in een lichtovergoten ruimte, vanwaaruit je zo in de ziekenhuistuin kijkt. Weinig interi teruggegrepen op de klassieke bouw kunst, maar die kon in de twintigste eeuw niet langer voor toereikend gehou den worden. Een omlaag bollend pla fond lijkt veel op een tentdak. Misschien was dit voor Rothuizen wel een pas sende verbeelding van de twijfels van zijn bouwheren. Wellicht gold hetzelfde soort twijfels voor de plek van de kansel. Het is moeilijk 0111 uit tekeningen op te maken welke argu menten geleid heb ben tot de uitein delijke keuze. Duidelijk is wel dat er heel wat over te doen is geweest. I11 het eerste plan van de Getuigeniskerk, schetsplan A dat dateert van 7 maart 1963, lag het litur gisch centrum nog aan de zuidzijde van de kerk. Het hele gebouw zag er toen trouwens anders uit. Strakke geometrische vormen, kale lege vlakken van metselwerk die de gevels vonnden; nogal een imposant geheel. De kamer voor de kerkenraad en de predi kantskamer bijvoorbeeld lagen nog hele maal los van de andere bijgebouwen, aan de zuidkant van de hal die als intermedi air tussen drie aparte, stenen volumes in gevormd werd. De entree was aan de oostzijde gesitueerd. De kerkzaal, onregelmatig gevormd door een grote en dichte stenen wand, was als het ware om de ruimte heen gevouwen en vond letterlijk en figuurlijk zijn hoogtepunt in een driehoekige toren. Een hoge, slanke schoorsteen accentu eerde de verder lage bijgebouwen. Door dat grote hoogteverschil ontstond een onevenwichtig contrast tussen kerkzaal en overige ruimten. Dat was een stuk verbeterd in het volgende ontwerp, gedateerd 10 mei 1963, waarin de ons thans bekende kerkzaal, een regelmatige zeshoek zoals in Amstelveen, is getekend en de bijgebouwen al ongeveer zo ge groepeerd waren als nu. Ook verscheen nu het monument naast de ingang en is opmerkelijk genoeg de kansel verplaatst naar de noordkant van de kerkzaal. Het podium was niet groot, want zeker een derde deel van de voorruimte werd nog in beslag genomen door de banken (29 eur; als goed gereformeerd beginsel kreeg alleen de preekstoel een vaste plek toebedeeld. Vlak daarna ontwierp Rothuizen een kerk in Amstelveen, die eigenlijk als pro totype voor de Ontmoetingskerk (nh) en Getuigeniskerk (gk) in Middelburg te beschouwen is. De uitgangspunten van Interieur van de Ontmoetingskerk. de ziekenhuiskapel werden als het ware uitvergroot tot het formaat van een vol wassen kerk. Een zeshoekige kerkzaal, een dak gedragen door zaalbrede beton- portalen, die min of meer los van de gevelconstructie staan en als zodanig her kenbaar blijven. Door de betonportalen zou heel de gevel van glas kunnen zijn, maar dit is alleen in de zuidwestgevel van de Ontmoetingskerk zo uitgevoerd. Gereformeerde opdrachtgevers waren hier blijkbaar niet van gecharmeerd en kregen van Rothuizen dan ook een hal verwege horizontaal doorgesneden gevel; de onderste helft van steen, de bovenste helft van glas. Ongetwijfeld zullen bij de opdrachten voor de kerken de theologische opvat tingen van de bouwheren een rol ge speeld hebben. De situatie is tamelijk uniek. Er zijn nooit veel specifiek protestantse kerken gebouwd en als het gebeurde hadden protestanten proble men met de vormgeving. Hoe mag een huis voor de Heer eruitzien? Had koning David al geen problemen op dat punt met de Eeuwige zelve? Kan je Hem wel vastleggen in een gebouw? Nee, natuur lijk. Voor David kon de keuze dan ook slechts een tent zijn. In onze vaderlandse historie werd vaak

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2009 | | pagina 4