4 ten voor de kerkbouw in begin 1859 presenteerde als Civiel-Ingenieur, een titel die hij daar kunnen we zeker van zijn ten onrechte voerde. In 1865 bracht Jan Soutendam het ge meentebestuur van Goes in grote proble men door het opmaken van een ondeugdelijke begroting voor de bouw van de Rijks Hogere Burgerschool in de stad. In allerijl moest toen een bekwame architect worden ingeschakeld om het project vlot te trekken.2 Per 1 juni 1870 werd hij door de gemeente Goes ontsla gen wegens zijn benoeming tot directeur van de stadsreiniging te Leeuwarden. De architect Hendrik Hana werd geboren te Leiden op 4 mei 1814 als zoon van Comelis Johannes Hana, van beroep wijnkoper, en Johanna Sophia van Stipriaan. Hij huwde te Amsterdam, waar hij toen al enige tijd woonde, op 17 juli 1845 met Gerritje Wijnveld. In de huwelijksakte werd als zijn beroep reeds architect ver meld. Hij was nauw betrokken bij de stichting van een ambachtsschool aan de Lauriergracht in 1844, een progressieve instelling die jongens uit arme gezinnen schoolde voor de helft van het verschul digde schoolgeld. In Amsterdam heeft hij vele opdrachten gehad, hoewel over het feit of hij een bekend en veelgevraagd architect was, de meningen verdeeld zijn. In 1853 was hij de ontwerper van de eerste in Nederland gebouwde blok ken arbeiderswoningen (Oostenburger middenstraat, Amsterdam). Bekend geworden architecten als G.B. Salm en J.A.G. van der Steur ontvingen van Hendrik Hana hun praktijkopleiding. Behalve de kerk te Wolphaartsdijk zijn van Hendrik Hana geen ontwerpen van andere kerkgebouwen bekend. Hij over leed te Amsterdam op 17 januari 1877. Johannes Anthonie Smits werd geboren te 's-Hertogenbosch in 1831. Hij kwam in 1848 naar Amsterdam, waar hij bij het gezin Hana inwoonde. Vanaf die tijd was hij bij Hendrik Hana in de leer. Er is geen bewijs dat zij samen een architec tenbureau hadden, eerder een samen werking bij bepaalde projecten. In 1863 vertrok Smits naar Schoonhoven waar hij gemeentearchitect werd. Uit alles blijkt dat het ontwerp voor de kerk te Wolphaartsdijk het werk was van Hendrik Hana. Mogelijk heeft Johannes Anthonie Smits een bijdrage geleverd in de vorm van tekenwerk. Het bekroonde ontwerp en de bouw van de Wol- phaartsdijkse kerk wordt als een hoogte punt van Hana's oeuvre beschouwd.3 De aannemers Jacobus Marinus van Ditmars en Hen drik Willemse waren beiden timmerman te Middelburg. Ze werkten niet samen in de vorm van een geregistreerde firma, maar vormden voor de inschrijving op het werk te Wolphaartsdijk een gelegen heidscombinatie. Ze werden beoordeeld als vakbekwaam en hadden goede refe renties. Het werk te Wolphaartsdijk was voor de beide timmerlieden een om vangrijk en risicovol karwei. Jacobus Marinus van Ditmars was te Middelburg geboren op 28 mei 1826 en gehuwd te Middelburg met Antoinetta Hanenberg op 12 september 1849. Vanaf 1869 werkte hij in een firma onder de naam Ditmars Pagé, timmer- en met selbedrijf, vanaf 1880 onder de naam firma J.M. van Ditmars en Zoon. Hij overleed te Middelburg op 22 oktober 1883. Hendrik Willemse was te Oost-Souburg geboren op 8 maart 1824 en op 23 november 1844 gehuwd met Janna de Witte, na haar overlijden (7 november 1857) op 19 januari 1859 met IJbeltje Tjebbes. Hij overleed te Middelburg op lójuni 1865. De aanloopfase Op 25 maart 1857 werd de bekende pre dikant en historicus dr. J. ab Utrecht Dresselhuis, die de gemeente van Wolphaartsdijk vanaf 1819 gediend had, door een beroerte getroffen. Hij was daardoor met meer in staat om zijn ambt te blijven uitoefenen en verkreeg op grond hiervan met ingang van 1 januari 1858 emeritaat.4 Na meerdere vergeefse beroepen kon op 24 oktober 1858 ds. W. Kluever als nieuwe predikant beves tigd worden. In financieel opzicht was het de kerk van Wolphaartsdijk al geruime tijd voor de wind gegaan. Bij Van der Baan lezen we erover: "Na de invoering van het Regle ment op de administratie der kerkelijke fondsen en de kosten van de Eeredienst bij de Hervormden in Zeeland, bekrach tigd bij z.m. besluit van 13 Febr. 1819, no. 8, werd de kerkelijke gemeente van Wolfaartsdijk, op daartoe ingediend ver zoek, van deszelfs toepassing vrijgesteld, bij z.m. besluit van 16 Julij 1825, no. 97. De kerkelijke fondsen toch, beheerd door Kerkmeesters, waren hier steeds ruimschoots toereikend om daaruit de benoodigdheden voor de Eeredienst te bekostigen, "s De werkelijke situatie was nog aanzien lijk gunstiger. Gedurende de gehele peri- ode-Dresselhuis waren de jaarlijkse reke ningen steeds met een ruim batig saldo gesloten. Dit werd in hoofdzaak veroor zaakt door de pachtopbrengsten van de circa 65 hectare grond die in het bezit van de kerk was. De kerkmeesters had den daardoor al die jaren de inschrijving voor rekening van de kerk op het Grootboek der Nationale schuld steeds kunnen verhogen. De kerk van Wol phaartsdijk was rijk. "Aldus genoegzame fondsen bezittende, kwam het plan tot rijpheid, waaraan zich reeds sedert lang, bij een sterk toenemen van de bevol king, de behoefte had doen gevoelen, om namelijk het onvoldoend gewordene kerkgebouw te vergrooten, of wel door eene geheel nieuwe en ruimere kerk te doen vervangen."6 In 1846 was het uit de late middeleeu wen stammende kerkgebouw drastisch opgeknapt en het aantal zitplaatsen uitge breid. Tevens was toen de kerk voor het eerst van een orgel voorzien. Maar nu, direct na de komst van dominee Klue ver, was het tijdstip aangebroken om drastische maatregelen te nemen. De kerk moest óf aanzienlijk vergroot wor den, óf afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe. In de vergadering van kerkmeesters van 28 januari 1859 werd het besluit genomen om mr. C.P. Lens hoek te machtigen om samen met J. Soutendam te beraadslagen over de beste wijze waarop het bezwaar van het te klein geworden kerkgebouw opgelost zou kunnen worden.7 Al hebben we er niets van op papier gevonden, het is moeilijk om ons aan de indruk te ont trekken dat de invloed van dominee Kluever op de gang van zaken groot, zo niet doorslaggevend was.8 De intensieve contacten tussen predikant en architect tijdens de bouwfase wijzen op een over tuigende wijze in die richting. Jan Soutendam ging onmiddellijk aan de slag. Zijn rapport, ondertekend met J. Soutendam c.i., was op 10 februari, twee weken na het besluit in de vergadering van kerkmeesters, gereed. In zijn onder zoek richtte hij zich op drie mogelijkhe den: 1vergroting van het eenbeukige schip van de kerk door verlenging. Het koor

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2009 | | pagina 4