11 stratie was terug gegeven niet min der was onze verbazing uit de hiernevens terug gaande stukken van kerkvoogden dezer gemeente te zien dat men dat kostelijk gebouw, hetwelk nog eeuwen zoude kunnen verduren zoo spoedig aan de vernietiging en verdelging wil ten prooij geven.' Verbolgen was het gemeentebestuur over het feit dat de kerkvoogden en notabelen niet eens de moeite hadden genomen om de gemeente van de plan nen op de hoogte te stellen. Men wees uitvoerig op verschillende zaken waaraan in het plan voor afbraak geen aandacht was besteed, zoals het gevaar voor de aan de oostzijde aangebouwde en voor kerk diensten in gebruik zijnde koorpartij en het vrijwel geheel wegvallen van de watervoorziening van de 'aloude stads- fontein'. Aan het slot van hun betoog wezen burgemeester en wethouders op het ont breken van informatie over de toren in het plan van de kerkvoogden, waarbij zij de veronderstelling uitten dat de kerk voogden waarschijnlijk in de mening verkeerden dat de toren gewoon bij de af te breken kerk hoorde, 'en dezelve derhalve in hunne meening zullen wor den te leur gesteld want immers is bij art. 6 der additionele artikelen tot de acte van staatsregeling gearresteerd den 17 maart 1798 bepaalt, dat de thorens welke aan de kerken zijn gehecht eigendommen zullen zijn en blijven der burgerlijke gemeente en dus alzoo door ons de afbraak der kerk niet kan worden gepermitteerd ten ware dat door heeren kerkvoogden in alle de schaden en inconvenienten welke aan die toren door het afbreken der kerk ontstaan, worde voorzien.'2 1 )e bezwaren van het gemeentebestuur werden gehonoreerd, de voorgenomen afbraak van de kerk ging niet door. Bij Koninklijk Besluit van 7 mei 1832 volgde opnieuw een overname van het gebouw door het Rijk om op de nog steeds aanwezige zolders weer een mili tair hospitaal in te richten. Volgens het rapport van de Rijksgebouwendienst uit 1990 werd in aansluiting hierop in 1835 de toren overgedragen aan het Rijk. Hiermee in overeenstemming is het feit dat hierna ook de toren in het onder houd van de Rijksgebouwen werd op genomen. Blijkbaar was er de clausule dat de toren onderhouden moest worden zolang het gebouw tot militair hospitaal was bestemd. I11 latere jaren berustte de eigendom van de toren opnieuw bij de gemeente Veere. In 1874 werd de vestingstatus van Veere opgeheven. Juist in die periode, toen op landelijk niveau het besef begon door te breken dat verpaupering en afbraak van monumenten van geschiedenis en kunst een halt moest worden toegeroepen, werd ook de aandacht gevestigd op kerk en toren te Veere. Het aanvankelijke plan 0111 het kerkgebouw opnieuw in handen te stellen van de hervormde kerkvoogdij ging niet door. In 1879 werd de kerk in eigendom overgenomen door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarmee was het behoud zeker gesteld. In een brief van 5 oktober 1881 van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan burgemeester en wethouders van Veere lezen we: 'De onderscheiden verdiepin gen waarin het voormalig kerkgebouw te Veere is verdeeld, strekken zich tot in den bij dit gebouw behoorenden toren uit. Deze omstandigheid, alsmede de wenschelijkheid 0111 niet alleen het kerk gebouw maar ook den toren door doel matige herstellingswerken in stand te houden, geven mij aanleiding U voor te stellen 0111 den toren, welke tot dusverre aan de gemeente behoorde, aan het Rijk over te geven.'3 De gemeenteraad stemde in met het verzoek. Op 14 oktober 1881 werd de overeenkomst opgesteld waarbij de eigendom van de toren kosteloos aan de Staat der Nederlanden werd overge dragen. De Staat verplichtte zich hierbij 'den toren voortdurend behoorlijk in stand te doen houden.' Zo is de toestand gebleven. In 1917 werd nog overwogen de toren in gebruik te nemen als watertoren voor de drinkwatervoorziening, maar dit stuitte op onoverkomelijke bezwaren met betrekking tot de eisen van de Staat inzake het onderhoud van de toren. Noten 1. 1J. Fagel, Zeven eeuwen VeereMiddelburg, 1983, pag. 94-70; ZA, Bouwhistorische documenta tie en waardebepaling, Grote Kerk Veere, Rijks gebouwendienst, maart 1990, pag. 34-62. 2. ZA, archief gemeente Veere, toegangsnr. 2000, inv. nr. 2410, brief nr. 120. 3. ZA, archief gemeente Veere, toegangsnr. 2000, inv. nr. 2247, brief nr. 101. Met dank aanJ.H. Midavaine voor de verstrek te informatie. Westkapelle (gemeente Veere), toren bij de (verdwenen) N.H. kerk1 De smalstad Westkapelle is, nadat het in 1223 door graaf Floris IV van stads rechten werd voorzien, al snel in zijn ontwikkeling blijven steken. Een deel van de middeleeuwse stad is later - met de kerk uit de elfde eeuw in de golven verdwenen. Als reactie daarop verplaatste de bebouwing zich en werd gedurende de periode 143 2-1470 meer landinwaarts een nieuwe driebeukige hallenkerk gebouwd, gewijd aan St. Willibrordus. Het was een royale kerk met een forse laat-gotische toren. De kerk werd 11a verwoesting in 1572-1574 in verkleinde vorm herbouwd. Na een grote brand in De toren te Veere.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2010 | | pagina 11