Instandhoudingssubsidie per 1 januari 2011 L.M. van der Gouwe
16
De regeling voor de duurzame instand
houding van rijksmonumenten zal per
i januari 2011 worden gewijzigd en
Brim 2011 worden genoemd. Brim 20II
staat voor Besluit rijkssubsidiëring
instandhouding monumenten 2011. Dit
is een subsidieregeling van de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed (RCE) voor
het planmatig onderhouden van rijks
monumenten. In bulletin nummer 61,
februari 2009, is een artikel gewijd aan
de invoering van het Brim. Gelet op het
tijdpad, voor de duidelijkheid, nog een
korte terugblik over het ontstaan van
deze regeling.
Ontstaan van het Brim
Per 1 februari 2006 is het Brim in wer
king getreden. Het Brim is in de plaats
gekomen van de oude restauratierege
ling, welke ondertussen al is vervallen,
namelijk het Besluit rijkssubsidiëring res
tauratie monumenten 1997 (Brrm 1997)
en de onderhoudsregeling, namelijk
het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud
monumenten (Brom). Om de invoering
van deze regeling gestructureerd te laten
verlopen en vanwege de beschikbare
financiële middelen is ervoor gekozen
om de monumenten gefaseerd in het
Brim te laten instromen. Het jaar 2011
is het laatste jaar van instroom, waarmee
het Brom in 2012 vervalt. Het Brim
integreert hiermee restauratie en onder
houd in één regeling. Deze integratie is
ook de hoofdopzet van het Brim.
Brim instandhoudingssubsidie
op hoofdlijnen
- Subsidie of lening voor instandhou
ding rijksmonumenten.
- Subsidie op basis van zesjaren-instand
houdingsplan.
- Instandhoudingsplan bestaat uit:
inspectierapport, zesjarenbegroting,
werkomschrijving/bestek, foto's en/of
tekeningen.
Evaluatie Brim
Na een aantal jaren ervaring te hebben
opgedaan met deze regeling is deze in
2010 geëvalueerd. De RCE is op hoofd
lijnen tevreden over het Brim, maar er
zijn ook een aantal punten van kritiek.
Deze betreffen: te hoge administratieve
lasten, te lage maximale subsidiabele
kosten en de koppeling met het monu-
mentenregister, waardoor er per monu
mentennummer maar één aanvraag
ingediend mag worden. Het Rijk werkt
momenteel toe naar een rijksbreed uni
form subsidiekader. Daarnaast is de RCE
bezig met de Modernisering Monumen
tenzorg (M0M0). waarbij een van de
speerpunten vereenvoudiging en ver
betering van de huidige regelingen is.
Ook deze zaken vragen bijsturing van
het 'oude' Brim, waardoor het Brim
2011 is ontstaan.
De belangrijkste wijzigingen
voor kerkgebouwen
De systematiek van het Brim 2011 is
nagenoeg hetzelfde gebleven als die van
het '011de' Brim. Van de wijzigingen die
doorgevoerd zijn, worden alleen degene
besproken die betrekking hebben op
kerkgebouwen. Volgens het Brim 2011
zijn kerkgebouwen gebouwen die in
oorsprong uitsluitend of voor een over
wegend deel zijn vervaardigd voor de
gezamenlijke belijdenis van de gods
dienst of levensovertuiging. Het huidige
gebruik van het gebouw is niet van
belang. Graf- en rouwkapellen worden
niet gerekend tot de categorie 'kerk
gebouwen', maar tot de categorie
'overige'. Pastorieën vallen onder de
categorie 'woonhuizen'.
In de oude situatie was het zodanig
geregeld dat kerkgebouwen en torens
met hetzelfde monumentennummer een
hoger plafondbedrag aan subsidiabele
kosten konden indienen dan kerkgebou
wen en torens met een eigen monumen
tennummer. Torens met een eigen
monumentennummer vielen in de cate
gorie 'overige'. In het Brim 201 1 is dit
gewijzigd. Kerkgebouwen en torens
vallen, ongeacht of deze een eigen
monumentennummer hebben, altijd in
de categorie 'kerkgebouwen'. Voor
torens met een eigen nummer betekent
dit dat deze in de oude situatie een
plafondbedrag aan subsidiabele kosten
hadden van 50.000,00 en met de
invoering van het Brim 2011 een
plafondbedrag van 699.999,00.
Als voorbeeld de toren van 's-Heer
Abtskerke. De toren is eigendom van
gemeente Borsele. De subsidiabele
kosten bedragen circa 330.000,00.
Was in het Brim categorie 'overige':
- maximum subsidiabele kosten
50.000,00
30% subsidie van 50.000,00 is
15.000,00
Wordt in het Brim 2011 categorie 'kerk
gebouwen':
maximum subsidiabele kosten
699.999,00
- 30% subsidie van 330.000,00 is
99.000,00
De subsidiepercentages blijven ongewij
zigd. Voor de categorie 'kerkgebouwen'
65% en voor de categorie 'overige' 60%
met uitzondering van decentrale over
heden als aanvrager, waarbij het percen
tage altijd 30% bedraagt.
wordt:
1woonhuizen
(pastorieën)
2. kerkgebouwen
(+torens)
3. overige (boerderijen,
forten, molens enz.)
Een andere wijziging in het Brim 201 1
is dat een pastorie met deze regeling
altijd gezien wordt als woning en hier
door ook in de categorie 'woonhuizen'
terecht is gekomen. Dit betekent dat
een pastorie nog uitsluitend gebruik kan
maken van een lening via het Nationaal
Restauratiefonds (NRF) en hiervoor niet
langer meer subsidie beschikbaar is.
Bnm-categoneën van 5 naar 3
was:
1. woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie
(pastorie met eigen monumentennummer)
2. kerkgebouwen (kerk, kerktoren en pastorie
onder één monumentennummer)
3. kastelen, buitenplaatsen en landhuizen
4. molens en gemalen
5. overige (torens met eigen monumentennummer)