6 geeft zonder meer aan hoe men de toren beschouwde en welke instantie eigenaar was.4 In augustus 1876 ontving de gemeente een brief van de kleermaker Simon de Leeuw, 'waarin hij den Raad wijst op het gevaar dat er zou kunnen ontstaan uit den slechten toestand van den toren te Biezelinge, voor hem te meer, omdat zijne woning juist daar tegenover is geplaatst, terwijl hij verzoekt dat daarin zoo spoedig mogelijk worde voorzien.' De gemeente richtte zich direct tot het kerkbestuur met het verzoek om een deskundig onderzoek naar de toestand van de toren te laten instellen. Blijkbaar was het besef aanwezig dat er het nodige aan mankeerde want de kerkvoogden lieten onmiddellijk een onderzoek in stellen door de Goese architect J.H. Hannink. Het rapport van de architect was helder, de toren verkeerde in een zeer bouwvallige toestand en een gedeel telijke vernieuwing was noodzakelijk. I11 hun vergadering van 16 oktober 1876 besloten de kerkvoogden en notabelen 0111 het advies van de architect op te volgen, echter onder voorwaarde dat de gemeente Kapelle een bijdrage in de kosten zou leveren ten bedrage van f 4.000,-. De gemeente erkende de noodzaak van de voorgestelde drastische aanpak, maar bepaalde de bijdrage in de kosten op f 3.000,- 'ter gedeeltelijke vernieuwing van den toren, staande op de kerk der Hervormden aldaar, onder voorwaarde dat de gemeente Kapelle, als van ouds het regt zal blijven behouden haar uurwerk en klok in dien toren te plaatsen, met bepaling dat het onderhoud van genoemd uurwerk en klok steeds voor rekening der gemeente Kapelle zal blijven.'5 De torenspits moest geheel worden af gebroken en vernieuwd, samen met een gedeelte van de bovenlagen van het met selwerk van de torenromp. Verder bleef de torenromp, na van de cementlaag ontdaan te zijn, bestaan. Aan de voor zijde van de toren moesten de twee bestaande steunberen worden verstevigd en twee nieuwe aangebracht, alles vanaf 1,20 meter beneden de begane grond. De toren moest verder geheel voorzien worden van een nieuwe buitenlaag ter dikte van één steen. De delen van de kerk die zich aan de zuid- en noordzijde van de toren bevonden, werden weg gebroken zodat de toren nu tegen de westzijde van de kerk kwam te staan. in de plaats van de ingebouwde situatie. Tijdens het werk bleek de noodzaak 0111 de muur waar de toren aan de oostzijde op rustte met 26 heipalen te versterken. Door de hele operatie werd de kerk ruimte zodanig verkleind dat het nood zakelijk was 0111 aan de andere kant door het bijtrekken van de consistorie en bergruimte een uitbreiding te realiseren.6 Het werk werd onder leiding van de architect Hannink in 1877 door de aan nemer P. Dronkers te Kapelle uitge voerd. Voor het oog was er een geheel nieuwe en nu voor het eerst volledig zichtbare - toren ontstaan. De eigendom is door de jaren heen bij de kerk blijven berusten. In de toren bevinden zich twee klokken, een grote (gewicht circa 415 kg, dia meter 86,5 cm) en daarboven hangend een kleine (gewicht circa 75 kg, diameter 48,5 cm). De grote klok is eigendom van de kerk en wordt als uurwerk- en als luidklok gebruikt. De kleine klok is eigendom van de gemeente en wordt alleen bij speciale feestelijke gelegen heden samen met de grote klok geluid.7 Noten 1. Adri van de Velde, Een dorp in de schaduw. De geschiedenis van de Hervormde Gemeente van Biezelinge Eversdijh. Bewerkt door Peter Goedhart, Biezelinge, 2010. 2. GAK. RAZE 2952. I11 artikel 12 van het bestek is opgenomen dat de aannemer in de kerk moest maken 'een geheelen nieuwen tuijn met de Ambagts Vrouwe zitplaats.' 3. GAK, archief Hei-vormde Gemeente Biezelinge, inv. nr. 3. 4. GAK, archief Hervormde Gemeente Biezelinge, inv. nr. 198. 5. GAK, archief gemeente Kapelle, inv. nrs. 35, 117; archief Hervonnde Gemeente Biezelinge, inv. nrs. 160, 169. 6. GAK, archief Hervormde Gemeente Bieze linge, inv, nrs. 160, 265. Tijdens de restauratie in 2005 is gebleken dat de oude torenromp in liet onderste deel van de toren inderdaad nog aan wezig is. (informatie verstrekt door R. Koeman, uitvoerder van bouwbedrijf Van de Linde). 7. GAK, archief gemeente Kapelle, periode 1930-1969, voorl. inv. nr. 327. De grote klok is in de eerste helft van de zestiende eeuw gegoten door P. Waghevens te Mechelen en voorzien van een bisschopsfiguurtje, waarschijn lijk Sint Servaas. De kleine klok (Santé Barbara) werd in 1948 door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg aangemerkt als 'uit kunsthis torisch oogpunt zeer waardevol'. Geadviseerd werd om de klok, als de gemeente niet zelf voor de bewaring wilde zorgen, in een museum onder te brengen. Ondanks dat werd deze (gescheurde) klok in 1957 in opdracht van de gemeente Kapelle door Eijsbouts te Asten her goten. Bij het hergieten werd de klok voorzien van het hetzelfde randschrift en versiering. Goes (gemeente Goes), toren op de N.H. kerk. Grote of Maria Magdalenakerk Een brand op 11 september 1618, ver oorzaakt door onzorgvuldig uitgevoerd loodgieterswerk, verwoestte het schip van de kerk. Vele malen is er in latere geschriften melding van gemaakt. Steeds lezen we dan tevens over een toren die aan de westzijde van het schip gestaan zou hebben en die bij de brand zo zwaar beschadigd werd dat ze werd afgebroken en niet meer herbouwd. Harde bewijzen voor het nog bestaan van een westtoren ten tijde van de brand zijn er echter niet. Wel is met zekerheid te zeggen dat in de voorgaande eeuwen aan de westzijde van de kerk een toren stond. Het meest waarschijnlijk is dat deze toren reeds geruime tijd vóór 1618 verdwenen was. In Een schamele landstede wordt deze materie door prof. dr. C. Dekker uit voerig behandeld.1 Moeilijk is de vraag te beantwoorden waarom op een luttel aantal meters ten noordwesten van de kerk aan de rand van het kerkhof voor rekening van de burgerlijke overheid een klokkentoren (in latere stukken meestal 'klockhuijs' genoemd) werd gebouwd. En waarom was dat nodig als er vlakbij een volwaar dige kerktoren stond, die als klokken- drager dienst kon doen? Waarom dus de kerktoren geruime tijd niet als gemeen telijke klokkentoren werd gebruikt, kunnen we niet aan het licht brengen. Er is veel te zeggen voor de stelling dat - 11a het verdwijnen van de westtoren - al vóór de brand van lór8 de kerk voor zien was van een (bescheiden) viering toren, c.q. een (forse) dakruiter. De zwaarte van de pilaren van de viering geeft daar aanleiding toe. In dit geval zal deze vieringtoren bij de brand onherstel baar zijn beschadigd. F.G.C. Rothuizen schrijft daar het volgende over: 'Wel is bekend, ook al bestaan daarvan geen teekeningen of afbeeldingen meer, dat vóór den grooten brand in het kerk gebouw in het jaar 1618, ook reeds een kleine dakruiter, midden op het transept, het gebouw sierde en deze dakruiter bij den brand, die het schip van het kerkge bouw grootendeels en het transept voor een kleiner deel verwoestte, ook een prooi der vlammen werd.'2 Zeker is dat men bij de herbouw van het kerkschip een nieuwe, tamelijk forse vieringtoren op de kerk plaatste, met de bedoeling 0111 daarin voor rekening van de stad

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2010 | | pagina 6