7
Ondergedeelte van den toren op de
St Maria-Magdalenakerk te Ooes.
Schaaf 1 k 100.
optN IC-OICICE.M sfocLcr-t
Mac KCOvn»i<
opetLx^fieQ CVRILLONI
Schematische opbouw van de op de vieringpijlers rustende toren te Goes.
(Noot 2, F.G.C. Rothuizen, De toren op de St. Maria Magdalenakerk te Goes)
'een uijervverck met een speelwerck' aan
te brengen. Dit vond plaats in de jaren
1619-1621
Zo was de toestand toen in 1798 de
Staatsregeling werd afgekondigd.
Logischerwijs is de redenering dat de
vieringtoren, zowel als de inrichting
hiervan met klokken en uurwerk, onbe
twist eigendom van de stad was en vanaf
die tijd ook bleef. Wat het onderhoud
betreft gedroeg de gemeente zich ook als
zodanig.
In 1835 deed zich evenwel een opmer
kelijke ontwikkeling voor. De toren was
zwaar in verval geraakt, zodanig dat
herstel een bedrag van f 3.500,— vergde.
Toen dit met verzoek 0111 goedkeuring
door de gemeente aan Gedeputeerde
Staten werd voorgelegd, kwam van die
zijde de volgende reactie: 'dat dezelve op
grond der additionele artikelen tot de
akte van Staatsregeling van den ie Mei
1798, deze toren met al wat daarin is en
toebehoort, niet anders kan beschouwen
dan als het Eigendom der Kerkelijke
Gemeente en dat dezelve mitsdien ook
tot het onderhouden derzelve verpligt
is.' Men stond in Middelburg nadruk
kelijk op het standpunt dat de clausule
'torens, aan de Kerkgebouwen gehegt'
alleen gold voor die torens die direct
met de ondergrond waren verbonden en
niet voor een op het dak van een kerk
gebouw staand exemplaar. Daar was
geen twijfel over mogelijk.
Dat men bij de gevolgde redenering niet
in aanmerking nam dat de toren niet op
het dak van de kerk rustte, maar op de
vieringpijlers en daardoor rechtstreeks
met de ondergrond verbonden was, mag
duidelijk zijn.
Het was echter zonneklaar dat de kerk
het benodigde bedrag niet kon en wilde
opbrengen, integendeel. Door Gedepu
teerde Staten werd dan ook direct voor
gesteld dat het stadsbestuur 'zoo voor het
sieraad der stad als uit hoofde van het in
de toren geplaatste uurwerk en klokken
spel welks behoud welligt voor de in
gezetenen noodig of aangenaam kan
worden geacht', zou trachten met de
kerkelijke administratie tot een verdeling
van de kosten te komen. Dit 'in billijke
evenredigheid van ieders belang bij het
behoud van de toren'. Daar kwam het
stadsbestuur echter niet mee klaar.
Het resultaat van het overleg met de
kerkvoogden was dat het onderhoud van
de gehele toren, vanaf het op het kruis
gewelf van de wandelkerk rustende
kruis, voor rekening van de stedelijke
kas zou zijn. En wel 'van nu af aan en
voortaan gedurende het bestaan van het
tegenwoordige kerkgebouw en den
toren'. De vrije toegang door de wandel-
kerk naar de toren werd door de kerk
gegarandeerd. In de opgestelde overeen
komst werd vreemd genoeg over het
formele eigendomsrecht van de toren
met geen woord gerept. Daar is het toen
bij gebleven.3
Ingrijpende herstellingen aan de toren,
alles voor rekening van de gemeente,
hebben nog plaatsgevonden in de jaren
1867-1868 en 1929-1930. Deze laatste in
De vieringtoren van de Grote of Maria
Magdalenakerk te Goes.