8 nauwe samenhang met de grote restaura tie van het kerkgebouw.4 Noten 1. C. Dekker, Een schamele landstede. Geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577, Goes, 2002. 2. F.G.C. Rothuizen, De toren op de St. Maria Magdalenakerk te Goes. Goes, 11732. (niet uitge geven). 3. GAG, archief stad Goes, inv. nr. 539. 4. Als noot 2. Met dank aan A.J. Barth voor de verstrekte informatie. Koudekerke (gemeente Veere), toren op de N.H. kerk Bij de toren van Koudekerke, een dak ruiter op de Nederlandse Hervormde kerk. deed zich exact dezelfde situatie voor als we in Goes tegenkwamen. De gemeente gedroeg zich van oudsher, zonder dat er schriftelijke stukken aan ten grondslag lagen, als eigenaar en beschouwde zich dus verantwoordelijk voor het onderhoud. Totdat in 1S39 op de begroting van aan de eigendommen der gemeente te verrichten reparaties een bedrag van f 235.- werd opgevoerd voor een noodzakelijke reparatie aan de toren. Gedeputeerde Staten waren het daar niet mee eens. Zij stelden: met het ge voelen der Regering niet in te stemmen als vermeenende dat bij gezegde Art. 6 der Acte van Staatsregeling wel is ver klaard dat de Torens die AAN kerk gebouwen zijn gehecht doch niet die OP de kerkgebouwen zijn geplaatst het Eigendom der Burgerlijke gemeente zijn en mitsdien de Toren van Koudekerke moet beschouwd worden het Eigendom der Kerkelijke gemeente te zijn met vrijlating nogthans 0111 ingeval de Burgerlijke gemeente bij het behoud van den Toren belang mogt hebben, uit dien hoofde mogt verlangen 0111 de thans vereischt wordende herstellingen gemeenschappelijk met de Kerkelijke administratie uit te voeren.' De stellingname van Gedeputeerde Staten was een redenering tegen beter weten in. Zowel bij de gemeente Koudekerke als bij de kerkvoogden overheerste de mening dat de toestand zoals die sinds mensenheugenis in de praktijk was beheer en onderhoud in handen van de gemeente voluit bestendigd diende te worden. Het in de toren aanwezige uurwerk en de klok waren trouwens in hoofdzaak van belang voor de totale bevolking. De dakruiter op de kerk te Koudekerke. In hun brief van 23 november 1 840 aan het Provinciaal College van Toezicht vroegen de kerkvoogden 0111 toestem ming medewerking te mogen verlenen aan de officiële vastlegging van het eigendomsrecht op de toren van de bur gerlijke gemeente. Zij wezen ten over vloede op het feit dat de huidige toren op het midden van de kerk, 'hoewel eenigermate een sieraad van het kerkge bouw', niet de oorspronkelijke toestand weergaf: 'Zij nemen verder in aanmer king dat vroeger de toren aan de west zijde van de kerk is gehecht geweest en derhalven de plaatzing van den toren op het midden der kerk niet oorspronkelijk geweest is; maar tengevolge vermoede lijk van groot verval en 0111 management van kosten.' Ze verwezen hiermee naar de aan Sint Michaël gewijde middel eeuwse voorganger van het huidige, in het midden van de zeventiende eeuw tot stand gekomen kerkgebouw. Het resultaat van de door Gedeputeerde Staten op gang gebrachte discussie was dat bij akte van 27 september 1842 de eigendom van 'den Toren staande op de Kerk der hervormde gemeente alhier' werd overgedragen aan de burgerlijke gemeente. In de akte werd bepaald 'dat de Kerkelijke administratie bij voort during van de Kerkklok bij alle plegtige Godsdienstoefeningen zal mogen gebruik maken.' Bij dispositie nummer 29 van 9 april 1841 was door Gedeputeerde Staten toestemming verleend 0111 deze overeen komst aan te gaan.1 Begin 1939 was de trap naar de toren in een zodanige toestand dat herstel drin gend noodzakelijk was. Bij de gemeente was men van mening dat dit herstel voor rekening van de kerk diende plaats te vinden omdat in de akte van 27 septem ber 1842 alleen de toren in eigendom was overgenomen. De kerkvoogden beriepen zich op de vastlegging van afspraken in de notulen van 13 oktober 1840 waaruit bleek dat de trap mede in de toren begrepen was. In een brief van 16 februari 1939 werd door de gemeente bevestigd dat het herstel van de torentrap inderdaad voor rekening van de gemeen te diende te komen.2 Noten 1. ZA, archief gemeente Koudekerke, toegangs- nr. 2290, inv. nr. 518. 2. ZA, archief gemeente Koudekerke, corresp. ]939' rel- nr. 94. Schore (gemeente Kapelle), toren bij de N.H. kerk1 De toren (veertiende eeuw), eigendom van de gemeente Schore en met een totale hoogte van 33 meter, helde flink naar het westen over. Het muurwerk was 17,75 meter hoog en bovenaan 1 meter dik. Op dat punt stond de toren i,20 meter uit het lood. Tijdens de oorlogshandelingen op 16 mei 1940 werd de toren zwaar (en de kerk in mindere mate) beschadigd. In de vergadering van de gemeenteraad van 27 mei werd een voorstel van burge meester en wethouders om, behoudens toestemming van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg tot afbraak van de toren over te gaan, met algemene stemmen aangenomen.2 Op 4 juni 1940 richtte de burgemeester van Schore zich met een brief tot de rijkscommissie, waarin hij uiteenzette dat de staat waarin de toren verkeerde zeer gevaarlijk was. Hij verzocht daarom 0111 toestemming voor sloop van het restant van de toren. Na inspectie door de opzichter J.A.L. Bom berichtte de secretaris van de rijks commissie op 16 juli 1940 aan de burge meester dat toestemming werd verleend 0111 tot sloop over te gaan. Het valt op dat in een op 8 juni 1940 gedateerd rapport over de oorlogsschade op Zuid-Beveland vermeld staat dat res tauratie van de toren mogelijk was en dat de kosten hiervan, exclusief gereed-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2010 | | pagina 8