Bouwkundige onderwerpen
Trappen 3 F.G.C. Rothuizen
19
want de man was ongehuwd. Die
opmerking doet niets af aan het vele
informatieve dat over de kerken is te
lezen.
Het is een fraai boek geworden dat een
uitstekende introductie biedt op de kerk
gebouwen in dit deel van Zeeland. Het
is tevens een gids voor degene die de
kerken wil gaan bezoeken. Wie eerst
de foto's in het boek bekijkt, daarna de
teksten gaat lezen en ten slotte ermee op
stap gaat, heeft zodoende minstens drie
maal plezier ervan. Een verklarende
woordenlijst achterin is nuttig evenals
een lijst van de geraadpleegde literatuur,
een alfabetisch register en een kaart.
Dat de Bulletins van de Stichting Oude
Zeeuwse Kerken veel gebruikt zijn door
de auteur spreekt voor zich. Het boek is
keurig en degelijk uitgegeven.
Carel van Gestel, Van kerk naar kerk
Schouwen-Duiveland Tholen, Uitgeverij
Fagus, IJzerlo, ISBN 978-90-78202-63-9,
24,95. Het is verkrijgbaar in de boek
handel of via www.vankerknaarkerk.nl
Iedereen ervaart hoe een trap 'loopt'.
Sommige trappen geven de gebruiker
het gevoel alsof er geen eind aan komt;
zo'n trap loopt 'zwaar' en men is blij
als men boven is. Maar trappen kunnen
ook 'licht' lopen en dan kost het weinig
moeite om boven te komen. Het is dus
zaak om te streven naar licht lopende trap
pen en daar zijn heel wat berekeningen
op losgelaten. Om dat uit te leggen is
het nodig om meer te weten van de
detailleringen. Als voorbeeld wordt een
houten trap genomen omdat daarmee in
Nederland veel ervaring werd opgedaan.
In het tweede artikel over trappen werd
vermeld dat een rechte steektrap bestaan
de uit treden en trapbomen de meest
eenvoudige trap is. In de trapbomen
worden ondiepe gleufjes gehakt, de
zogenaamde nestenwaarin de treden
worden bevestigd (fig. 13).
Wil men de trap gesloten hebben dan
worden stootborden aangebracht (fig. 14).
Bij een trap met stootborden wordt het
loopvlak van een trede vergroot door de
voorkant van de hogere trede een stukje
voorbij de achterkant van de onder
liggende trede te laten schieten. Dit
overstekende deel heet de wel en is
ongeveer 5 cm breed (fig. 15).