Het noodkerkje van Ellewoutsdijk F.G.C. Rothuizen 13 Inleiding Een beetje verscholen staat achter op het hof van de familie Allemekinders aan de Westdorpseweg vlak bij Baarland een merkwaardig niet al te groot gebouwtje. De zijgevels en het dak hebben een ronde vorm en aan de voorzijde zijn twee grote zwarte schuifdeuren te zien. De gemetselde voorgevel van witte steen volgt de kromming van de zijgevels en het dak. Vlak achter de voorgevel is op het ronde dak sprake van een torenspitsje. Het gebouwtje staat daar al sinds 1951, het heeft een agrarische functie en het wordt momenteel gebruikt voor opslag. Vóór 1951 was dit een tijdelijk kerk- gebouwtje dat in Ellewoutsdijk stond. Het verving de historische kerk die tijdens de bevrijding in oktober 1944 totaal werd vernield. Het noodkerkje werd gebouwd met de schaarse bouwmaterialen die in 1945 beschikbaar waren met onder andere belangrijke onderdelen van nissenhutten. Op het begrip nissenhut zal ik hier nader ingaan. De nissenhut De nissenhut werd in 1916 ontworpen door de Canadese kapitein P.N. Nissen (1871-1930) die in het Britse leger dien de. De hut was bedoeld om manschap pen van onderdak te voorzien achter de fronten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vergeleken met de gebruikelijke tenten waren de hutten een enorme verbete ring. Zij gaven, voor zover dat aan het front mogelijk was, veel meer comfort vooral omdat zij droger waren. In een standaardhut van 27x16x8 ft (lxbxh) was plaats voor 24 bedden; zonder bedden konden ongeveer vijftig man worden ondergebracht. De hut was snel op te bouwen (vier man deden daar vier uur over), hij was licht van gewicht, hij kon als bouwpakket gemakkelijk op een vrachtwagen worden vervoerd en hij was goedkoop. Met behulp van een hamer en een Engelse sleutel (bahco) werd de hut in elkaar gezet. In totaal werden gedurende de Eerste Wereldoorlog 100.000 hutten geleverd en daarnaast in een vergrote versie (60x20x10 ft.) nog eens 1.000 zoge naamde hospitaalnissenhutten. Geschat werd dat 2,5 miljoen militairen gebruik hebben gemaakt van de hutten. Eigenlijk is dit het eerste voorbeeld van massa productie van 'gebouwen' die aan mensen onderdak verschaffen. Het bouwpakket bestond in hoofdzaak uit houten vloerbalken met houten vloerplaten, stalen gebogen spanten die op de vloer werden gemonteerd en uit een zijgevelbekleding en een dakbedek king van stalen golfplaten. De binnen- bekleding was eveneens van stalen golf platen en verder was het bouwpakket voorzien van een voor- en achtergevel van hout met daarin opgenomen de deuren en de vensters. Een zogenaamde Canadese kachel, een eenvoudige drum, zorgde voor warmte (fig. A). tek. A Voor de nodige daglichttoetreding en ventilatie waren de hospitaalhutten voor zien van een soort dakkapellen of van een opgelicht dak met lichtstroken tussen dit dak en de lager gelegen daken. Het ontwerp was geniaal, Nissen ontving voor zijn verdiensten na de Eerste Wereldoorlog een militaire onderschei ding, de Distinguished Service Order (DSO). Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de Tweede Wereldoorlog opnieuw gebruik werd gemaakt van de nissenhut ten. Ook nu weer dienden de hutten hoofdzakelijk als onderkomen voor mili tair personeel. Ze verrezen op plaatsen waar concentraties waren van militair personeel zoals bij havens en vliegvelden. Na de laatste oorlog werden, net als na de Eerste Wereldoorlog, de overbodig geworden hutten onder meer gebruikt voor huisvesting van mensen die hun woning in de oorlog waren kwijtgeraakt, zoals dat het geval was in de Paul Krugerstraat te Vlissingen en in Eede. In Oranjezon en in Middelburg op het Molenwater verschenen kampen met nissenhutten gebouwd door en voor Duitse krijgsgevangenen die onder meer ingezet werden om mijnen te ruimen op Walcheren na de drooglegging. Maar ook in de buitengebieden werden nissenhutten opgetrokken, vooral op plaatsen waar gevechtshandelingen hadden plaatsgevonden of waar het zee water ten gevolge van de inundatie gebouwen had verwoest. Door de Nederlandse regering werden in militaire dumpen in België hutten opgekocht en aan de bevolking door verkocht voor 400 gulden per stuk. De meeste zijn verdwenen maar hier en daar is er nog wel een te vinden, zoals op het erf van de heerJ.W. Sanderse aan de Oostkapelseweg 50 te Serooskerke; deze hut stond ooit in Ritthem. Baandijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2011 | | pagina 13