Bouwkundige onderwerpen Glas 1 fig-A fig.B 19 F.G.C. Rothuizen Glas wordt gebruikt als verpakkings materiaal voor voedsel en dranken, voor drinkglazen en serviezen, voor lampen, voor daglichttoetreding, als isolatie materiaal in de elektro-industrie en als constructiemateriaal. Denk in dit laatste geval aan glasgevels. In dit artikel zal het gaan over glas dat gebruikt wordt voor de toetreding van daglicht en speciaal over het zogenaamde vlakglas, het vensterglas. In het kort wordt het maken van dit glas vanaf het eerste begin tot en met de start van het mechanische productieproces besproken. Al rond 2500 jaar voor Christus werd er glas gemaakt. Muurschilderingen in een graf in West-Azië laten glasblazers zien die met blaaspijpen bezig zijn glas te blazen rond een soort bergje dat waar schijnlijk glas moet voorstellen. Veel later, aan het begin van de jaartelling, is Rome het centrum van de glasblaas techniek dat later wordt verplaatst naar Constantinopel. Daar ontstond een nieuw centrum voor de glastechniek met uitstraling naar de Arabische wereld, maar speciaal ook naar Venetië. In onze streken was gedurende lange tijd weinig bekend over glas. Er was geen vensterglas, raamopeningen werden voorzien van geolied perkament of van te openen luiken voor de daglichttoe treding. Venetiaanse glasblazers ontdekten het gat in de markt en vestigden zich in de vijftiende eeuw in België, het begin van de glasindustrie aldaar. Langzamerhand kwamen er steeds meer glasovens in de Zuidelijke Nederlanden maar ook in het Zwarte Woud en speciaal in die gebieden waar volop hout beschikbaar was om de ovens te stoken. De glasblazers stonden in hoog aanzien bij de gezagsdragers, zij kwamen in aan merking voor gunsten en voorrechten en soms werden zij in de adelstand verheven. Het blazen van glas was een ambacht dat goed was afgeschermd. De glasblazers zagen kans om hun geheimen jarenlang goed te bewaren, alleen aan directe afstammelingen werden de beroeps geheimen doorgegeven. Er kwam steeds meer vraag naar venster glas dat gebruikt werd in kerken en later ook in voorname gebouwen en woningen. Het waren kleine ronde en rechthoekige ruitjes die in strippen van lood werden gezet om zo tot een een compleet venster te komen (fig. A en B). Kerkraam voorzien van glas-in-lood De grondstoffen Het materiaal om glas te maken bestond destijds uit een mengsel van kwartszand dat plaatselijk werd gewonnen en uit de kalihoudende potas (kaliumcarbonaat) dat verkregen werd door beuken- en eikenhout te verbranden. Dit mengsel werd verhit in ovens om verder ver werkt te worden tot glasschijven en later tot glascilinders. De potas zorgde ervoor dat het smelt punt van het kwartszand aanzienlijk werd verlaagd. Later werd in plaats van potas zogenaamd glauberzout gebruikt, genoemd naar de uitvinder de Duitser Glauber, maar dat was geen succes en daarom probeerden men het met soda dat vervolgens in de achtiende eeuw vervangen werd door kunstsoda, een uitvinding van de Fransman Leblanc. Het vroegere glas dat gemaakt werd leek in de verste verte niet op het vensterglas dat we nu kennen. Allerlei verontreini gingen en onzuiverheden zorgden er voor dat het glas niet erg doorzichtig was met als kleuren geel, bruin en groen. Tegenwoordig is de samenstelling van het glas de volgende: zand 57,2%, kalk steen 2,9%, kalk- en magnesiumcarbo- naat 17,7%, natriumsulfaat 14,9%, kool stof 0,5% en veldspaat 3,1%. Oxydes in de grondstoffen zorgen voor gekleurd glas dat vooral gebruikt wordt voor gebrandschilderde ramen. De techniek Het maken van schijven Om de kleine ruitjes te kunnen maken werd de eeuwenoude beproefde maar arbeidsintensieve blaastechniek gebruikt en dat ging als volgt: de grondstoffen werden gemengd en verhit tot een tem peratuur van circa 800 graden Celsius. Het uiteinde van een ijzeren pijp, de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2011 | | pagina 19