635- bij.6 8 bijdrage van de gemeente vastgesteld op een vierde van de kosten. Dit betekende erkenning van het nut van de toren voor publieke doeleinden.2 Bij wet van 13 juni 1857 werden de gemeenten Arnemuiden en Kleverskerke samengevoegd tot de nieuwe gemeente Arnemuiden. De in 1853 vastgelegde af spraak over de bijdrage in de onderhouds kosten van de toren werd gecontinueerd.3 Bouwvalligheid van het kerkgebouw leidde tot de beslissing van kerkvoogden om tot afbraak en bouw van een nieuwe kerk over te gaan. Het plan hiervoor, gedateerd 1 september i860, was van de hand van J. Bourdrez, opzichter van de Waterstaat te Middelburg. De nieuwe kerk moest worden voorzien 'met een houten torentje voor eene luiklok'. In het plan was begrepen 'het herstellen en plaatsen van de oude klokkenstoel en het inhangen en luibaar maken van de aan wezige klok'. Voor het nieuwe torentje werd voor een zo eenvoudig mogelijke constructie gekozen. Het rustte op de voorgevel van de kerk en op de opbouw van het toegangsportaal. Het werk werd uitgevoerd door de aannemer M. de Vos te Kortgene. De kosten konden vrijwel geheel gedekt worden uit bijdragen van de Algemene Synode van de Neder landse Hervormde Kerk en van het Rijk. De inwijding van de nieuwe kerk vond plaats op zondag 14 september 1862.4 In de notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen van 15 februari 1923 lezen we het volgende: 'Hierna wordt gesproken over het noodig herstel van den toren der kerk. Gezien dat de burgerlijke gemeenteraad van Arnemuiden slechts voor 'A der kos ten voorheen tegemoet kwam en voor de kerk van Arnemuiden, waar de toren geheel hersteld werd het vorige jaar, de geheele uitgaaf op zich nam, zal bij den gemeenteraad gevraagd worden, waarom dit ook niet voor Kleverskerke gedaan wordt.'5 De opstelling van de gemeente was voor zichtig positief. In een brief van 26 sep tember 1923 werd aan de kerkvoogdij bericht dat zoals gebruikelijk een vierde deel van de kosten voor rekening van de gemeente zou zijn, maar men deed de toezegging 'het verdere onderhoud van den toren voor rekening der gemeente te nemen.' Dit onder voorbehoud dat het werk in overleg met de gemeente werd uitgevoerd. De vernieuwing van de torenspits werd in 1924 in goed over leg tussen kerkvoogdij en gemeente door de aannemer J.K. Crucq uitgevoerd voor een bedrag van 1.072,—. De Algemene Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk droeg hierin voor een bedrag van De gedachte dat de gemeente als zijn de verantwoordelijk voor het onderhoud van de toren zich nu ook, al of niet formeel, als eigenaar zou beschouwen is niet juist. De vernieuwing van de toren spits had tot gevolg dat de vlag niet meer op de gebruikelijke wijze kon worden uitgestoken. Op 6 juli 1925 vroeg de gemeente aan de kerkvoogdij om toe stemming te willen verlenen 'tot het aanbrengen van beugels of anderszins tot bevestiging van de vlaggestok in een der muren van den toren Uwer kerk.'7 De jaren daarna was er steeds sprake van een goede verstandhouding tussen kerk voogdij en gemeente. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden die zowel op de kerk als de toren betrekking hadden, werden altijd in goed overleg uitge voerd. We hebben er geen schriftelijk bewijs voor gevonden, maar gaandeweg heeft - begrijpelijkerwijs bij alle be trokkenen de mening postgevat dat het eigendomsrecht op de toren wel degelijk bij de gemeente berust. Toen voor een in 1997 verschenen studie over hori zontale splitsing van eigendom een landelijke enquête onder de gemeenten werd gehouden, meldde de gemeente Arnemuiden eigenaar van de kerktoren te Kleverskerke te zijn.8 Per 1 januari 1997 is de gemeente Arne muiden opgenomen in de gemeente Middelburg. De rechten en plichten zijn vanaf die datum overgegaan op de gemeente Middelburg. Noten 1Zeeuws Archief, archief Hervormde Gemeente Kleverskerke, toegangsnr. 1702, inv. nr. 163. 2. ZA, archief gemeente Arnemuiden, toe gangsnr. 1200, inv. nr. 1621 (notulen gemeente raad Kleverskerke 8 en 21 maart 1853). 3. Als noot 2, inv. nr. 44 (notulen gemeenteraad 2 november 1857). 4. ZA, archief Hervormde Gemeente Klevers kerke, toegangsnr. 1702, inv. nr. 169. 5. Als noot 4, inv. nr. 142. (De eigendom van de toren te Arnemuiden berustte vanaf 1858 bij de gemeente, zie bulletin nummer 64). 6. Als noot 4, inv. nr. 177. 7. Als noot 4, inv. nr. 150. 8. H.D. Ploeger, Horizontale splitsing van eigen domDeventer, 1997, pag. 355. Met dank aan W.P. van der Heijden voor de verstrekte informatie. De toren te Kortgene. Kortgene (gemeente Noord-Beveland), toren bij de N.H. kerk1 De toren van Kortgene is in historisch opzicht als het meest interessante gebouw van Noord-Beveland te beschouwen. Na anderhalve eeuw vanaf de overstromingen in 1530/1532 tot de bedijking van de Stadspolder in 1684 aan de elementen overgeleverd te zijn geweest, was de toestand van deze toren nog zodanig dat hij na beklampt te zijn, weer als kerktoren dienst kon doen. Willem Adriaan van Nassau-Odijk, vanaf 1670 eigenaar van het verdronken land van Kortgene liet het gebied inpolderen en de grotendeels verwoeste kerk, die in 1686 voor de eredienst in gebruik genomen kon worden, herbouwen. De oude ingang van de kerk onderdoor de toren werd gewijzigd in een nieuwe ingang aan de oostzijde. De restanten van het middeleeuwse koor zijn toen afgebroken. Willem Adriaan van Nassau- Odijk was zodoende als heer van Kort gene eigenaar, zowel van de toren als van de kerk en ook van de in zijn opdracht gebouwde pastorie.2 Omstreeks 1750 ondergingen kerk en toren een belangrijke verbouwing/ restauratie, getuige de in de toren aan gebrachte gedenksteen, waarop (vertaald) is vermeld: 'Voltooid op kosten van de Hoog Edele Graaf Willem Adriaan van Nassau, de tegenwoordige heer.' De steen is voorzien van het jaartal 1754.3 De eigendom van de toren is overgegaan naar de burgerlijke gemeente, naar we mogen aannemen op grond van het bij de Staatsregeling 1798 bepaalde. In het archief van de gemeente bevindt zich namelijk een document, getiteld: 'Bestek

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2011 | | pagina 8