9 De in 1754 in de toren te Kortgene aangebrachte gedenksteen. en Conditiën op en naar welke het Gemeentebestuur te Cortgeen wilt aan- besteeden eenige reparatien aan het Thoren Gebouw in de zelve Gemeente.' Het is gedateerd 23 februari 1839.4 Daarentegen bleef de eigendom van kerk en pastorie in handen van de ambachts heer. Over de jaren vanaf 1804 betaalde de kerk jaarlijks aan de ambachtsheer een bedrag van 216,— aan huur voor het gebruik van kerk, kerkhof en pastorie.5 In 1842 kwam in deze toestand verande ring. In dat jaar verkochten de ambachts heren, de baronnen J.A., F.C. en W.J. de Mulert, voor een bedrag van 5.200,— de kerk met het omringende kerkhof en de pastorie aan de kerkvoogdij. Over de situatie van de toren werd in de over eenkomst niet gerept.6 Uit de stukken die betrekking hebben op de restauratie van kerk en toren omstreeks 1978 blijkt duidelijk dat de kerkvoogdij optrad als eigenaar van de kerk en de gemeente Kortgene als eige naar van de toren. In 2004 werd een merkwaardige notariële akte opgemaakt. Hierbij verkocht het College van kerkrentmeesters de toren, zonder daarvan de eigendom te bezitten, aan de gemeente Noord-Beveland. Voor meer gegevens hierover, zie de paragraaf over de toren te Colijnsplaat. Noten 1. G.E. de Regt, Geschiedenis van de Ned. Herv. Kerk te Kortgene, Kortgene, z.j. 2. Willem Adriaan I van Nassau-Odijk (1632- 1705) was een zoon van Lodewijk van Nassau- Odijk (bastaardzoon van Prins Maurits en Margaretha van Mechelen) en Isabella, gravin van Hornes. In 1664 huwde hij met Elizabeth van der Nisse, rijke erfdochter van mr. Cornelis van der Nisse, burgemeester van Goes. Door zijn goede contacten met Prins-Stadhouder Willem III (1650-1702), van wie hij de heerlijk heid Kortgene in bezit had gekregen, was hij diens plaatsvervanger als Eerste Edele van Zeeland. 3. Willem Adriaan II Graaf van Nassau de Lek zu Odijk (1704-1759) was een kleinzoon van Willem Adriaan I. Hij was gehuwd met Adriana Petronella van der Does. 4. GA Noord-Beveland, archief gemeente Kortgene, inv. nr. ioóg. 5. GANB, archief Hervormde Gemeente Kortgene, inv. nrs. 123, 248. 6. Als noot 5, inv. nr. 179. De ambachtsheren De Mulert waren in vrouwelijke lijn achter- kleinkindereh van Graaf Willem Adriaan II. Noordgouwe (gemeente Schouwen- Duiveland), toren bij/ingebouwd in de N.H. kerk1 De toren te Noordgouwe gezien vanuit het noorden. Jan I van Chatillon, graaf van Blois en tevens heer van het eiland Dreischor, kocht in 1374 een schorrengebied ge legen in de Gouwe, tussen de eilanden Schouwen en Dreischor. Door de aanleg van een noordelijke en een zuidelijke dam werden de beide eilanden met elkaar verbonden en ontstond hier de Noordgouwepolder. Tegelijkertijd werd een eeuwigdurende prove voor de stich ting van een kerk in de nieuwe polder in het leven geroepen. Mogelijk dat er in de beginperiode van de nieuwe polder reeds een kerkje is geweest, maar met de bouw van de huidige kerk en toren is pas omstreeks 1462 een begin gemaakt. De eenheid van het gebouw - kerk en toren is door de eeuwen heen altijd intact gebleven. Zelfs de Staatsregeling 1798 heeft daar geen verandering in gebracht. Voor zover er stukken be waard zijn gebleven over de scheiding van Kerk en Staat en de herverdeling van de kerkgebouwen in deze periode, wordt alleen over de kerk gesproken. Over de toren wordt niet gerept. De beantwoording van een verbaal van 24 januari 1810 van de Landdrost in het Departement Zeeland uit hoofde dat er reeds geschillen zijn ontstaan omtrent het onderhoud der kerk-torens) door het gemeentebestuur van Noordgouwe is verhelderend. Het gemeentebestuur deelde op 19 februari 1810 aan de Landdrost mee dat er binnen de juris dictie van Noordgouwe één kerk was, die aan den Toorn vast is en in welke toorn eene Klok is hangen exteerd. Zints immemo- rale (onheuglijke) tijden en ook uit de oud ste Reekeningen op ons Secretary berustende consteerd het als dat deezen Thoorn en klok altijd uit de Kerke Middelen zijn onder houden geworden. Opmerkelijk is de terugverwijzing naar de oorsprong van de heerlijkheid en het kerkgebouw die door de gemeente in deze brief werd geformuleerd: Terwijl wij met alle Eerbied ook nog de vrijheid neemen om aan Uw HoogEd. Gestr. te mogen infor- meeren als dat den Ambagtsheer onzer Heerlijkheid aan ons heeft geïnformeerd als dat een van deszelfs Predecessenzen (voor gangers) van de Graaflijkheid van Zeeland in XIV Eeuw heeft gekogt en in numerair (het in omloop zijnde gemunte geld) heeft betaald het schorre waar uit deeze Heerlijk heid is ingedijkt, dat dezelve heeft uitgegeeven om tot koornland te bedijken onder deeze Bepaalingen als dat in dit Nieuw Koornland een kerk zoude werden gestigt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2011 | | pagina 9