9 Het karakteristieke lindelaantje leidt ons naar de toren te Sint Anna ter Muiden. zijn helemaal zoek. Het is dan ook oor spronkelijk heel anders geweest. Het middeleeuwse, aan de linkeroever van het Zwin gelegen Mude kreeg in 1241 stadsrechten en ontwikkelde-zich als voorhaven van het machtige Brugge en was lid van de Vlaamse Hanze. Er kwam een forse kerk, ruimschoots passend bij het aanzien van het stadje. De aan vier zijden met grote spitsbogen geopende vieringtoren was aan de oost zijde verbonden met het koor, aan de westzijde met het schip van de kerk, aan de zuid- en noordzijde met de transep ten. De wijding van de kerk aan Sint Anna zorgde voor de naamgeving: Mude werd Sint Anna ter Muiden. Op het eind van de zestiende eeuw, toen de glorietijd al lang voorbij was, werd het kerkgebouw door oorlogshandelingen verwoest. Van de oorspronkelijke kerk restte alleen het onderste deel van de zware toren, 28 meter hoog, ongeveer de helft van de oorspronkelijke hoogte. De toren heeft een vierkant grondvlak, uitwendig 11,70 meter, inwendig 7,30 meter breed. De muren hebben gelijk vloers een dikte van 2,20 meter. Op alle hoeken bevinden zich twee meter brede steunberen. Hierin zijn de sporen van de kerkarmen zichtbaar. Tegen de zuid westelijke steunberen is een traptoren aangebouwd. Op de plaats van het vroe gere zuidtransept staat het tegenwoordige kerkgebouwtj e In 1662 werd tussen de stad en Philips Haman een overeenkomst gesloten om voor de stad voor drie honderd carolij gulden een uurwerk te maken voor plaat sing in den thooren binnen der Stadt. Kort daarna, in 1679, was er echter sprake van een overeenkomst tussen kerkmees ters en F. Anou om voor een bedrag van tien Ponden Vlaams te vermaken 't orlogie dat tegenwoordigh is staende op ofte binnen den tooren van de voorsz. Stede. In 1762 werd door kerkmeesters repa- ratiewerk aan de toren aanbesteed. Het werd voor een bedrag van fj Vis. 71 aangenomen door Pieter Jacobse de Vroe. In het verslag van de toestand der gemeente over het jaar 1858 komt in het overzicht van de gemeentegebouwen de toren niet voor. In hoofdzaak aanwij zingen dat de toren als eigendom van de kerkelijke gemeente beschouwd werd.24 In het begin van de twintigste eeuw was er de noodzaak van belangrijk herstel- en onderhoudswerk aan de toren. Ook toen was de aanname dat de toren eigendom was van de kerkelijke gemeente omdat zij oor spronkelijk aan alle zijden door het kerk gebouw was ingesloten. Een verbazing wekkend uitgangspunt.25 Gedurende de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam, naar aanleiding van het herstel van de oorlogsschade, de kwestie van de eigendom van de toren opnieuw volop in de aandacht. Het leid de tot een uitvoerige correspondentie tussen de kerkvoogdij en de gemeente Sluis. Adviezen waren er van de Rijks dienst voor de Monumentenzorg, de Vereniging van Kerkvoogdijen en het Provinciaal College van Toezicht op de Kerkvoogdijen. Volstrekte duidelijkheid leverde het allemaal niet op. Het resulteerde in een voorzichtig gefor muleerde brief van de kerkvoogdij aan de gemeente Sluis van 22 maart 1971, waaruit we citeren: De Kerkvoogdij van St Anna ter Muiden is bereid aan te nemen dat kerktoren met inhoud haar eigendom is, waarbij wordt in aanmerking genomen dat restauratie van toren en uurwerk destijds door de Gemeente Sluis is verricht en bekostigd met subsidie van Monumentenzorg. In het gesprek met uw college is bevestigd de destijds gemaakte afspraak dat het onderhoud en goed functioneren van het uurwerk door de Gemeente Sluis zal worden bevorderd en voor haar rekening genomen, aangezien een alge meen gemeentebelang is gediend met een goede tijdsaanwijzing. Op 5 mei 1971 verklaarde de gemeente Sluis zich schriftelijk hiermee akkoord.26 We kunnen beamen wat G. Sophia van Holthe tot Echten schreef: De toren van Sint Anna levert een schoolvoorbeeld op van een ingewikkelde situatie met betrekking tot de kerktoren, juridisch en in de praktijk.27 In een overzicht uit 2010 gaf de gemeente Sluis aan klok en uurwerk op contract basis te onderhouden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2012 | | pagina 10