Archeologische Monumentenzorg rondom de Dorpskerk in Heinkenszand fci»" '1© U 12 llona Haas In de Nederlandse wetgeving is veran kerd dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met het archeologisch erfgoed indien zich een ruimtelijke ontwikkeling voordoet. Een plan voor de bouw van een woning of het aanleggen van water partijen zal onvermijdelijk leiden tot ver storing van de bodem, waarbij archeolo gische resten bedreigd kunnen worden. Een bedreiging voor het bodemarchief was ook in de Dorpsstraat in Heinkenszand, gemeente Borsele, reden om een archeologisch onderzoek te star ten met interessante resultaten over de geschiedenis van de Dorpskerk. Archeologisch onderzoek bestaat ge woonlijk uit verschillende fasen, waarbij in elke fase de afweging wordt gemaakt of vervolgstappen noodzakelijk zijn om eventuele archeologische resten te kun nen beschermen. Dit proces wordt ook wel de Archeologische Monumentenzorgcyclus genoemd. Sinds de Wet op de archeologische monumen tenzorg (Wamz) in 2007 in werking trad is de gemeente verantwoordelijk voor deze afweging. Uitgangspunt zal altijd moeten zijn dat de archeologische waar den in de bodem behouden blijven. Dit bespaart in de eerste plaats natuurlijk onderzoeks- en conserveringskosten. Voor de archeologische wetenschap is de voornaamste reden voor behoud in situ het idee dat op deze manier de kennis uit het bodemarchief over het verleden het beste bewaard blijft en dat toekom stige onderzoeksmethoden minder ver storend zullen zijn dan opgraven. Een bedreiging voor het bodemarchief Toen het kerkbestuur van de protestant se gemeente in Heinkenszand bij de gemeente Borsele aanklopte om de mogelijkheid voor een uitbreiding van de bestaande Dorpskerk te onderzoeken, was ook archeologie een punt van afwe ging. Op dat moment had de gemeente nog geen vastgesteld gemeentelijk arche- ologiebeleid. Volgens het provinciale beleid was een archeologisch vooronder zoek nodig om te achterhalen of er archeologische resten verwacht konden worden ter plaatse van de geplande uit breiding. Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvor ming een archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Als er dan archeologische waarden worden aangetroffen, kan voor komen worden dat deze moeten worden opgegraven, wanneer de plannen nog kunnen worden aangepast hierop. Aan de achterzijde van de huidige kerk bevindt zich een consistorie, gebouwd in de jaren '60 van de vorige eeuw. De rest van het plangebied voor de uitbouw is in gebruik als grasveld, afgebakend van de openbare weg door een stenen muur die geheel rondom het hof van de kerk is aangebracht. De kerk zelf, een Waterstaatskerk, is een Rijksmonument. Voor de verbouwing en de uitbreiding is daarom ook van rijkswege een monu mentenvergunning nodig. Hiervoor wordt een ander, van de archeologische monumentenzorgcyclus losstaand traject doorlopen. De archeologische verwachting In opdracht van de initiatiefnemers is door BAAC Onderzoeks- en Adviesbureau een archeologisch Bureauonderzoek met een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. Het bureau- en booronderzoek moet volgens de Wamz voldoen aan een aantal criteria die zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. De bevoegde overheid, de gemeente Borsele, toetst de rapportage van het onderzoek en bepaalt aan de hand van dit onderzoek of arche ologische resten aanwezig zijn en dusda nig bedreigd worden door de geplande ingreep in de bodem dat de resten op een of andere manier moeten worden veiliggesteld. De gemeente Borsele wordt in deze toetsing geadviseerd door een archeologisch adviseur van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Uit het bureauonderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied tot het einde van de 13e eeuw vermoedelijk onbewoonbaar moet zijn geweest. Vanaf het einde van de 13e eeuw werd het gebied van Heinkenszand ingepolderd door de adellijke familie Van Schengen. De eerste huizen dateren vermoedelijk van rond deze periode en concentreer den zich rondom de huidige Dorpsstraat, het Stenen Slop en bij de noordmolen. Hier is niet eerder archeologisch onder zoek naar gedaan en onbekend is of er nog resten in de ondergrond aanwezig zijn van de vroegste bewoning van dit stukje Nederland. De eerste schriftelijke vermelding van Heinkenszand stamt uit 1351. De plaatselijke kapel wordt al in 1405 genoemd en in het midden van de 15e eeuw verheven tot parochiekerk, de Blasiuskerk. Op een tekening van de landmeter Adriaan Smallegange uit 1633 wordt deze kerk weergegeven. Het betreft een 15e eeuwse pseudo-basiliek, f J H gebouwd volgens de beginselen van de Scheldegotiek. In de Kroniek van Zeeland uit 1696 van Smallegange wordt een grote kerk met hoge toren omschre ven. Volgens de kadastrale kaart uit 1832 is deze voorganger van de huidige kerk op een andere wijze gesitueerd geweest. De Blasiuskerk zal op zijn beurt een houten, middeleeuwse voorganger, een kleine kapel, hebben gehad, waarover in de schriftelijke bronnen tijdens het bureauonderzoek geen gegevens zijn gevonden. Volgens dezelfde kadastrale kaart was het perceel van de kerk en naastgelegen perceel, het perceel waar het huidige plangebied zich bevindt, in gebruik als begraafplaats. In het midden van de 19e eeuw is de laatmiddeleeuwse parochiekerk gesloopt en is op het kerk- terrein de huidige Dorpskerk verrezen. Hiervoor stelde koning Willem II in 1842 geld beschikbaar. Een vergelijking tussen de huidige kadastrale kaarten en die uit 1832 tonen aan dat de nieuwe

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2013 | | pagina 12