14
en nader onderzocht door de fysisch
antropologe. Zo werden bij het botma-
teriaal verschillende deficiëntieziekten
geconstateerd, die het gevolg zijn van
een tekort aan voedingsstoffen. Andere
botten vertoonden tekenen van
gewrichtsslijtage, tuberculose en moge
lijk zelfs lepra. Dit laatste is opmerkelijk,
omdat over het algemeen wordt aange
nomen dat in de periode waarin het
betreffende skelet werd gedateerd, de
17e eeuw, lepra niet meer voorkwam in
Nederland. Een verklaring kan zijn dat
het een skelet betreft uit de 14e of 15e
eeuw dat minder diep begraven was en
daardoor op hetzelfde niveau is aange
troffen als de 17e eeuwse skeletresten.
Er werd naast het skeletmateriaal weinig
ander archeologisch materiaal aangetrof
fen. Slechts een paar spijkers resten nog
van de houten bekistingen. Een paar
aardewerkscherven zijn waarschijnlijk
secundair in de graven terecht gekomen.
Tenslotte werd een knikker gevonden
die werd meegegeven in het graf van
een kind.
De oudste begravingen bevinden zich
zowel binnen als buiten de kerk en lig
gen parallel aan de oriëntatie van de
oude kerk, dus west-oost. De jongere
begravingen hebben een andere oriënta
tie, zuidwest-noordoost, en volgen waar
schijnlijk de ligging van het huidige
kerkgebouw. Daarmee kunnen de jon
gere begravingen gedateerd worden in
de 19e eeuw. Uit archiefonderzoek is
gebleken dat een perceel aan 't Dijkje,
dat nu bekend staat als 'Oude Kerkhof,
vanaf 1857 in gebruik was als begraaf
plaats. Teruggevonden grafzerken date
ren ook uit de tweede helft van de 19e
eeuw en de eerste helft van de 20ste
eeuw. Deze begraafplaats is vermoedelijk
legenda
!P twj-jwwn 1H2
As-fltvuW op bas» IV) l'/0 p
Reconstructie uitbreiding Blasiuskerk (uit ADC rapport)
de opvolger van die rondom de
Dorpskerk in Heinkenszand waar door
nieuwe wetgeving niet meer mocht
worden begraven.
De Blasiuskerk
Naast de begravingen zijn delen muur
werk van de Blasiuskerk, de voorganger
van de huidige kerk, gevonden. Deze
funderingen liggen zeer dicht onder het
oppervlak en zijn meer dan een meter
dik met steunberen aan de buitenzijde.
Een deel van het muurwerk behoorde
toe aan de apsisvormige achterzijde, die
ook op de eerder genoemde tekening
van Smallegange is afgebeeld. Er zijn
twee poeren aangetroffen. De poer die
onderzocht kon worden is afkomstig uit
een latere bouwfase van de kerk. Aan de
oostkant van de oude kerk is aanvullend
muurwerk gevonden. Dit moet een uit
breiding van de Blasiuskerk zijn die niet
van oude kaarten bekend is. Op basis
van het proefsleuvenonderzoek is een
reconstructie gemaakt van de plattegrond
van de kerk na de uitbreiding (afb.
reconstructie). Wat de functie van de
uitbreiding is, is niet bekend.
Behoud in situ
Op basis van het proefsleuvenonderzoek
kon worden geconcludeerd dat er
behoudenswaardige archeologische res
ten aanwezig zijn binnen het omringde
hof van de Dorpskerk, ter plaatse van de
geplande uitbreiding van de kerk. Dit
resulteerde in het besluit van de gemeen
te als bevoegde overheid dat de initia
tiefnemer van de nieuwbouw slechts
onder een aantal voorwaarden een ver
gunning zal krijgen om te mogen bou
wen. De gemeente acht de archeologi
sche resten van belang en deze zullen
behouden dienen te
blijven in situ, dus ter
plaatse in de bodem.
Hiermee streeft de
gemeente de uitgangs
punten van de Wamz
na en worden verdere
onderzoekskosten
bespaard. Indien dit
door de gewenste uit
breiding niet mogelijk
is, zal de gemeente
eisen dat de archeolo
gische resten op een
andere manier
bewaard blijven. Dit
kan door middel van
in IVO-P
een algehele opgraving van de resten ter
plaatse van de bedreiging, waarbij de
gegevens gedocumenteerd worden in
een rapportage en de resten behouden
blijven ex situ, dus in het archeologisch
depot. Dit is echter voor alle partijen
onwenselijk, gezien de onderzoekskosten
die dit met zich mee zal brengen. Omdat
de archeologie zich zo dicht aan het
oppervlak bevindt, zal deze verstoord
worden door nieuwbouw. Daarom is in
overleg met het kerkbestuur overeenge
komen dat er op een archeologievrien-
delijke manier gebouwd mag worden,
waarbij de architect van de nieuwbouw
de opdracht krijgt het zware muurwerk
te integreren in het nieuwe gebouw en
waarbij de resten van de laatmiddel
eeuwse en nieuwetijdse begraafplaats in
situ behouden kunnen blijven door niet
dieper te hoeven graven dan het niveau
waarop deze zich bevinden. Een uitda
ging voor de architect, maar het resultaat
zal een mooi samenspel van heden en
verleden worden.
De archeologische monumentenzorg is
een van de maatschappelijke belangen
die worden afgewogen bij het verlenen
van een vergunning of het maken van
een bestemmingsplan. Er wordt naar
gestreefd om de archeologie geen spel
breker te laten zijn bij een nieuw heden
daags gebruik van de bodem. Dit streven
is rondom de uitbreidingsplannen voor
de Dorpskerk in Heinkenszand geslaagd,
onder andere door goed overleg tussen
de initiatiefnemer, gemeente en diens
archeologisch adviseur. Hoewel vele vra
gen over het verleden van Heinkenszand
en haar bewoners beantwoord hadden
kunnen worden door de begraafplaats en
funderingen van de Blasiuskerk volledig
op te graven, is door andere zwaarwe
gende maatschappelijke belangen geko
zen om deze schat aan gegevens voor het
nageslacht te behouden daar waar het al
eeuwen rust, in situ, in de bodem.
- D.F.A.E. Voeten, Gemeente Borsele. Plangebied
Dorpskerk, Dorpsstraat 71 te Heinkenszand.
Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek
(karterende fase), november 2010 (BAAC rapport
V-10.0242)
- S.W. Williams-Kodde, Archeologie rond de
dorpskerk. Onderzoek aan de Dorpsstraat 71 te
Heinkenszand, juli 2012 (ADC ArcheoProjecten
rapport 3075)