5 steunberen. Met de oostelijke gevel stond de toren vast tegen de kerk gebouwd. Niet duidelijk is of bij de sloop van de toren de bestaande tussen muur geheel of gedeeltelijk moest ver dwijnen. Wel wordt melding gemaakt van tijdelijke voorzieningen in de vorm van eenvoudig timmerwerk om de kerk wind- en waterdicht te houden. Ook is aanvullend metselwerk nodig om de naad tussen de nieuwe toren en het bestaande metselwerk van de kerk te dichten. Het is opmerkelijk dat de hoe veelheid mortel gerelateerd wordt aan de hoeveelheid metselsteen, in dit geval de Culemborgse moppen. Op de begane grond een deur ter breed te van zes voeten (1,73 meter), met daar boven voor lichtinval een ovaal raam, verder zijn een viertal vloeren voorzien. De eerste is een (kruis)gewelfconstructie van steen, de overige drie vloeren die men sterren noemt, worden gemaakt van hout. Dit zijn zware en degelijke constructies van eikenhout, bestaande uit kruisbalken, halve kruisbalken, zgn. calvers of kalven en vloerhout. De eerste sterre rust op de vier hoeken op stijlen, die op hun beurt steun vinden op de stenen eerste vloer. Die stijlen worden hanggareels genoemd, maar eigenlijk is deze benaming niet juist. Zij worden op druk belast en niet op trek, zoals dat van een hanggareel of hangstijl verwacht mag worden. Op deze eerste sterre het maken van een klokken stoel en daarin de bestaande klok han gen. Ter plaatse het aanbrengen van drie galmgaten, in de zuid-, west- en oostge vel. Op de tweede sterre (bovenkant metsel werk) komen acht stijlen te staan met een hoogte van tien voeten (2,88 meter). Zij vormen een achthoek, waarop weer een sterre wordt geconstrueerd met daar op opnieuw acht stijlen, nu met een hoogte van negen voeten (2,59 meter). Op een dikke horizontale plank bovenop de laatstgenoemde stijlen wordt een makelaar aangebracht, die van een vier kante doorsnede overgaat op een ronde en waarop de ondersteuning van het torenkruis wordt bevestigd. Rondom tegen de sterren worden vier kante sparren bevestigd, die lopen vanaf de tweede sterre tot de makelaar. De sparren worden bekleed met horizontale grenen delen waarop de leien worden aangebracht. Aan de onderzijde van de kap (spits) is er sprake van een overstek van het dak. Dit overstek (plansier) rust op uitstekende balken en calvers en op gootklossen, die in het bestek kardoezen worden genoemd. Vanaf de tweede sterre gaat de vierkante plattegrond van de toren over in een achthoekige vorm voor de spits- constructie. In het benedengedeelte van de kap op alle vier de zijden een dak venster, afgedekt door een helmdek. Alle balken worden op de plaatsen waar zij samenkomen stevig met elkaar ver bonden door middel van pen- en gatver bindingen en geborgd met houten pen nen. Om het geheel vormvast te maken wordt gebruik gemaakt van korbelen en van diagonale schoren. Dat is absoluut nodig want de kap moet bestand zijn tegen een hoge windbelasting. Er is hier sprake van een stapelconstruc tie. Op de tweede sterre komt tweemaal een houtconstructie te staan met een hoogte van respectievelijk tien en negen voeten. Behalve dat de sparren het dak beschot dragen, zorgen zij ook voor wat meer doorgaand verband in de totale constructie van de torenkap. Een nadeel Gezicht op Kattendijke vanuit het zuidoosten. (Foto T. Lepoeter-Boes, 2012).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2013 | | pagina 5